Nooit te oud om predikant te worden
Het zal niet vaak voorkomen dat een 83 jarige grijsaard nog beroepbaar wordt gesteld als predikanten zijn ambt aanvaardt. Dit is JAN MENSES KLOPPENBURG overkomen, die in 1757 werd geboren. Op 28 jarige leeftijd werd hij in de Hervormde Gemeente te Nieuwe Pekela als lidmaat aangenomen. Van beroep was hij vervener en had enkele schepen in de vaart, zodat we aan moeten nemen dat hij een voor di edagen vermogend man is geweest. Zijn naam komt voor op de lijst van de hoogst aangeslagenen in de belast in gvan de gemeente Nieuwe Pekela.
Ook in het kerkelijk leven nam hij een vooraanstaande plaats in. Toen hij 40 jaar was, werd hij als diaken bevestigd en drie jaar later zien we hem als gewaardeerd ouderling in Nieuwe Pekela.
Gewaardeerd, ook door zijn medekerkeraadsleden, want als hij belast wordt met een onderzoek in een precaire zaak, die hij tot volle tevredenheid van de kerkelijke gemeente op lost , mag hij de dank van de kerkeraad in ontvangst nemen voor "zijn wel uitgevoerd ecommissie". De Franse tijd heeft Kloppenburg echter straat armgemaakt; zijn schepen gingen verloren en daarmee was zijn bedrijfskapitaal verdwenen, zodat ook de verveningen moesten worden gestaakt . Na de Franse tijd beginnen de moeilijkheden voor Kloppenburg. Toen hij nog in goede doen was, had hij veel geld geleend aan mensen die in behoeftige omstandigheden verkeerden. Nu moet hij zijn geleende gelden weer terugvragen en zelf lening en sluiten om in leven te kunnen blijven. Dan volgt
in 1815, na 15 jaren in het ambt te hebben gestaan, de beschuldig in gvan een medeouderling, dat hij een ergerlijk leven leid tomdat hij zijn schulden ni et meer kan betalen, weduwen onderdrukt en gedurig dronken is. Tegen deze beschuldiging kan Kloppenburg een verklaring overleggen, getekend door 189 personen waaronder 59 lidmaten der gemeente en waarin deze zinsneden voorkomen: " . . . . Ik kan niet nalaten U mijn betreurenswaardig lo tonder het oog te brengen waarin ik mij thans bevinde, namelijk dat mijn goederen bi nn en ko rt gerechtelijk staan verkocht te worden tot smarte van mij en vele van mijn crediteuren , omdat nu valt in de tijd dat er zulk een schaarste aan contanten is, dat er bijna geheel geen kopers zijn en boven dat alle s, dat ik graag de profijtlijk-
ste weg voor mijn crediteuren inslaan wilde, heb ik tot vier maal toe dezen bij elkaar laten komen om de beste middelen te beramen, als stellende mij te nhunnen dienste hoe ik mij zou gedragen in de verkoop der goederen of de tijd, die zij ertoe bepaalden en heb bij die ge legenheid opgave van de vooren nadelige st aa tvan mijn boedel gedaan, welke nadelige staat sommigen der crediteuren boven verwachting uit viel en dus morrend waren."
" . . . . In al deze ellende(mijn vrouw is reeds het vlees van de botten afgeteerd ) zoekt men mij ook nog te beschuldigen van onbekwaamheid als ouderling . "
" . . . . De kerkeraads beoordeling wil ik niet ontgaan, al sdeze maar niet een veroordeling wordt, waardoor het voor mij en vele broeders en zusters leed zou zijn, omdat i k honderden malen deze gemeente gesticht heb met catechiseren en oefeningen."
Uit dit laatste blijkt , dat Kloppenburg van zijn kerkeraad toestemming had gekregen in kleine gezelschappen een
stichtelijk woord te spreken n .a . v. citaten uit oude schrijvers als Brakel en Smijtegelt.
Toch moet Kloppenburg met ingang van 1 jan. 1816 zijn ambt als ouderling van de Hervormde Gemeente i n Nieuwe Pekela neerleggen. Dit betekent tevens het einde van zijn functie als oefenaar i n de Pekelder gezelschappen.
Omdat hij uit Stadskanaal verschillende verzoeken ontvangt "van naar gerechtigheid dorstende zielen" om daar te komen oefenen, vraagt Kloppenburg in april 1816 zijn attestatie aan voor zich, voor zijn vrouw en zijn neef naar de gemeente van Onstwedde. Hij is namelijk van plan zich te vestigen in dat deel van Stadskanaal, dat valt onder de kerkelijke en burgelijke gemeente Onstwedde. Het andere deel van Stadskanaal behoorde toen burgerlijk tot de gemeente Wildervank, maar viel kerkelijk nog onder Nieuwe Pekela., omdat de kerk in Stadskanaal (W.) pas i n 1o30 werd geïnstitueerd. In juli 1816 ontving Kloppenburg eindelijk zijn attestaties na ingrijpen van de classis Winschoten. In de winter van 1816/1817 moet hij, zonder officiele kerkelijke toestemming, begonnen zijn met het oefenen en lezen i n gezelschappen aan het Stadskanaal onder de veenarbeiders. Daarmee begint dan tevens zijn werkzaamheid in Stadskanaal. De minder prettige ervaringen die Kloppenburg had ondervonden i n de Hervorm de Kerk zullen hem wel losser gemaakt hebben van deze kerk als instituut. Aan de andere kant hadden de tegenslagen i n het leven zijn geloof verdiept. Toen i n de twintiger jaren van de vorige eeuw iets begon te gisten i n de vaderlandse kerk, had men i n het Stadskanaalster gezelschap bijzondere belangstelling voor a l de gebeurtenissen die aan de Afscheiding voorafgingen. Na de kerkstichting te Stadskanaal i n 1830 bleven enige gezelschappen bestaan en vonden de oefeningen ook verder plaats. In de strijd met de pen, pro en contra Ds. H. de Cock van Ulrum, mengde ook Kloppenburg zich. Op 14 jan. 1834 kondigde de Groninger Courant de verschijning aan van: "Verdediging van de ware Gereformeerde leer en van de ware godvrezenden tegen de dwaalleer en de laster , voorkomende i n zeker boekje getiteld "Wie moet men geloven, de mens of God ?" verdedigd en weerlegd door J. Mense Kloppenburg". Bij T.E. Mulder te Veendam ad 20 cents. Dat "zeker boekje"' uit deze wijdlopige t i t e l was geschreven door n i e t minder dan Prof. Hofstede de Groot uit Groningen. Kloppenburg durfde dus wel wat aan. Als op 10 april 1835 Ds. H. de Cock een Afgescheiden Gemeente institueert te Stadskanaal, worden beide diensten gehouden ten huize van Kloppenburg, Waarbij de "eerwaarde grijsaard" als catechiseermeester en oefenmeester wordt bevestigd. Als vergoeding voor zijn diensten ontving de oefenaar Kloppenburg ƒ 45 ,— per jaar.
Na enige jaren stelde Ds. De Cock te Groningen een opleiding i n voor dienaren des Woords. Op een dertigtal gemeenten v/as er nog maar één predikant, zodat het voor de Afgescheidenen van belang v/as om predikanten op te leiden De kerkeraad spoorde Kloppenburg toen aan naar Groningen te gaan om via het bekende artikel 8 van de toen vigerende kerkenordening te staan naar het ambt van predikant.
De gemeente werd van dit voornemen in kennis gesteld en men zonderde een uur af "om de Heere eenparig te vragen, welke Zijn weg is " . Het bleek dat het merendeel der leden Kloppenburg als predikant begeerde, waarop de kerkeraad hem beriep ; het beroep werd aangenomen. Op drie achtereenvolgende zondagen wordt de nieuwe predikant aan de gemeente voorgesteld, maar er komen geen bezwaren binnen. Ds. De Cock wordt dan met de zaak in kennis gesteld opdat hij dit alles in orde kan brengen. In het najaar van 1840 gaat Kloppenburg naar Groningen om het examen af t e leggen. Hij wordt vergezeld door twee ouderlingen. Het onderzoek, dat door de predikant en de beide ouderlingen wordt verricht , verloopt bevredigend, zodat de oude oefenaar kan worden toegelaten tot het herders- en leraarsambt en dus de Sacramenten mag bedienen.
Op 14 jan. 1841 wordt de 83- jarige candidaat door Ds. De Cock bevestigd met een predikati e over Psalm 92 vs 13 en 16, een zeer toepasselijke tekst omdat Kloppenburg i n zijn grijze ouderdom nog vruchten heeft mogen dragen. Des middags doet de nieuwe dominee zijn intrede met de woorden uit Lucas 5 vs 10b: Vrees niet , van nu aan
zult gij mensen vangen.
De notulen zijn door Ds. Kloppenburg bijgehouden vanaf 1840.' Het schijnt dat schrijven n i e t zijn meest geliefde
bezigheid is geweest, want volledig en uitvoerig zijn ze allerminst . In zijn beverig handschrift zet hij de laatst
notities van 8 augustus i n het notulenboek. Op zondag 22. oktober preekte hij nog tweemaal; 's morgens over Joh. 6 vs 45 en 's middags over zondag 21, over de Kerk.
In de nacht van 23 op 24 oktober 1843 i s hij in de Heere ontslapen, 86 jaar oud zijnde. Zijn lichaam werd opgebaard in de "kerk", het achterhuis van zijn woning. Het volk zei : "Verleden zondag was onze leraar in de strijdende kerk en nu in de triumferende".
Verantwoording: De gegevens over J.M. Kloppenburg werden voor wat zijn periode in Nieuwe Pekela betreft , geput uit de kerkeraadsnotulen van de Ned. Hervormde Gemeente te Nieuwe Pekela, waarvan de heer A. Tiktak
te Nieuwe Pekela ons welwillend een uittreksel verschafte. Verder zijn de notulen van de Geref. Kerk te Stadskanaal geraadpleegd, terwijl enkele gegevens ontleend zijn aan het Gedenkboek der Afscheiding 1834-
1934 van de Chr. Geref. Kerk.
Overgenomen uit NEDERLANDSE HISTORIËN, populair maandblad voor (streek) geschiedenis, 3e jaargang no. 6
juli 1969- Redactie en administratie : W. van der Louw. Gerberasingel 94, Berkel-ZH.
Abonnementsprijs: ƒ 7,50 per jaargang. Het laatst verschenen (dubbel)-nummer van dit tijdschrift ( mei / juni 1970) was geheel gevrijd aan de bevrijding, nu 25 jaar geleden. Diverse artikelen geven plaatselijke herinneringen zoals bijv. : De strijd in en om Dordt in 1940; Storm over een vissersdorp (Urk); Een vreemde bevrijding (Middelburg); enz. Verder een interessant artikel van Drs. J . J . Visser over "De houding van het gereformeerd protestantisme tegenover het nationaal -socialisme voor en tijdens de oorlog".
Al met al is het een buitengewoon boeiend nummer dat met vele foto is verlucht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's