De Engelse opwekkingspredikers John Wesley en George Whitefield
De actualiteit van Wesley en Whitefield (1)
Whitefield uit de achttiende eeuw verdienen nog altijd onze aandacht, juist vanwege hun kerkelijke positie en theologische opstelling in die dagen en de actuele betekenis daarvan voor het kerkelijke leven vandaag en de noodzakelijke theologische bezinning tussen de gereformeerde wereld enerzijds en evangelische stromingen anderzijds.
Jolin Wesley
De ouders van John Wesley waren in de verte afkomstig van de landadel. Beiden kwamen uit families, die zich afgescheiden hadden (dissenting families) van de nationale kerk in het verleden, maar beiden waren teruggekeerd naar de Kerk van Engeland of wel de Anglicaanse Kerk. Vader Wesley was de plaatselijke predikant (rector) van de parochiekerk te Epworth.
Een echte Engelse dorpsgeestelijke met een streng godsdienstige en moralistische inslag. Moeder Wesley kende haar plaats in het huwelijk en in het gezin en zou op geen wijze haar man tegenspreken, maar tegelijk had ze iets van een warme persoonlijke vroomheid.
John werd op 17 juni 1703 geboren als vijftiende kind in het pastoriegezin. Ondertussen waren er al enkele broertjes en zusjes bij de geboorte of heel vroeg gestorven. Op zekere nacht stond de pastorie in lichterlaaie en werd John als laatste op het nippertje 'uit het vuur gerukt'. Altijd zou hij zich later zijn jeugd herinneren als een zeer gelukkige jeugd.
Tot vreugde van zijn ouders ging John studeren aan de universiteit van Oxford, waar hij het op 23-jarige leeftijd bracht tot Fellow of Lincoln, na de graad van 'Master' te hebben behaald. Als lid van een College had hij daarbij een onderwijsopdracht en genoot hij een beurs.
In deze tijd las hij 'De Navolging van Christus' van Thomas a Kempis en dit betekende voor hem een verdieping ten opzichte van de moralistische opvoeding, die hij thuis had gekregen, maar niet minder betekende de lezing van deze laatmiddeleeuwse mystieke lectuur voor hem een verdieping van het formalistische karakter van de anglicaanse eredienst: 'Ik begon in te zien, dat ware religie in het hart zetelde, en dat Gods Wet te maken heeft met al onze gedachten, woorden en daden'. Niettegenstaande dat, bleef hij in die tijd een gedreven hoogkerkelijk man (High Churchman).
Met gelijkgezinde studenten richtte Wesley te Oxford de 'Holy Club' op om elkaar te stimuleren en te inspireren bij meditatie en gebed. Kenmerkend voor het leven van de leden was vooral een sterk gedisciplineerde dagindeling 'method and order'), zodat ieder uur van de dag nuttig werd gemaakt door studie, gebed of liefdadigheid. Wesley drong er bij zijn volgelingen op aan 'in hun gedachten een diep gevoel van Gods tegenwoordigheid te koesteren'.
Daarbij was het gebed voor hem het allerbelangrijkste. Aan het begin van ieder uur overdag, als de Collegeklok sloeg, bad hij een vluchtig gebed als een soort 'gemoedsuitstorting' (ejaculation). Iemand zei: 'Ik zag hem uit zijn binnenkamer komen met een sereen gezicht, waar het licht van Gods heeriijkheid bijna vanaf straalde'.
John Wesley deed wat hij kon om Christus te imiteren ('to imitate Christ'), en daarbij was de ascese voor hem van groot belang. 's Morgens stond hij om 5.00 of om 4.00 uur op. En 's winters zat hij in een onverwarmde kamer om hout of kolen te sparen en om zichzelf te tuchtigen.
Een 'tutor' (leraar) van Brasenose College (Clayton, eveneens een High Churchman) drong er bij hem op aan de vasten van de Vroege Kerk waar te nemen, die in het gebedenboek van de Anglicaanse Kerk (Book of Common Prayer) waren opgenomen, maar die in de loop van de tijd in onbruik waren geraakt.
Dienovereenkomstig begon de 'Holy Club' iedere woensdag en vrijdag te vasten. Deze Clayton introduceerde Wesley ook tot de geschriften van de Vroege Kerkvaders. Kort daarna kwam hij onder de machtige invloed van een puriteins geschrift: 'A Serious Call to a Devout and Holy Life' (Een Ernstige Roepstem tot een Vroom en Heilig Leven), waarvan William Law de auteur was.
In 1735 komt de grote crisis in zijn leven: de dood van zijn vader en de bekering van Whitefield.
Samenvattend kunnen we stellen, dat John Wesley tot dan toe sterk onder invloed geweest is van de Vroege Kerk en de middeleeuwse mystieke vroomheid, welke invloed ook na de grote crisis in zijn leven zal blijven doorwerken. En tenslotte kan worden gesteld, dat Wesley daarbij ten diepste aansloot bij de traditie van de Kerk van Engeland.
George Whitefield
Op 16 december 1714 wordt George Whitefield geboren in 'The Bell Inn' (een herberg) te Gloucester. Tot zijn voorgeslacht behoorden vele 'clergymen'(geestelijken van de Kerk van Engeland) en voorts ontwikkelde en cultureel gevormde mensen. Velen uit het geslacht van zijn vader hadden aan de universiteit te Oxford gestudeerd. En ook George wilde graag 'clergyman' worden.
Hij krijgt al vroeg een goede schoolopleiding en is later leerling op 'The College', dat verbonden is aan de kathedraal van Gloucester. Daar blijkt hij een natuurlijke aanleg voor welsprekendheid en drama te hebben.
Na zes jaar weduwe te zijn geweest, hertrouwde zijn moeder. Dit bleek een ongelukkig huwelijk te worden, en de zaak (herberg) ging achteruit. Toen George 15 jaar was, kon ze hem niet naar Oxford sturen. Hij moest haar helpen in de herberg. En dat heeft hij gedaan, anderhalf jaar lang, terwijl hij ondertussen verzen maakte en genoot van literatuur.
De jonge George bleef hopen ooit nog eens naar Oxford te kunnen gaan en schreef 's avonds na het werk 'preken'. Onverwachts kwam er de mogelijkheid naar Oxford te gaan als 'servitor', waarbij hij allerlei huishoudelijke werkjes voor 'gentlemen' moest doen in ruil voor kost en inwoning.
En zo wordt George Whitefield op 17-jarige leeftijd alsnog student aan het Pembroke College te Oxford.
Al gauw ontstaat er bij hem een diepgaand verlangen naar een heilig leven, zoals dit hem ook in zijn vroegste jeugd al bezig had gehouden.
Op een afstand bewonderde hij de broers John en Charles Wesley. Als 'servitor' mocht hij zichzelf niet introduceren, maar na anderhalf jaar bracht Charles Wesley hem in contact met de 'Holy Club'. Charles leende hem o.a.'The Life of God in the Soul of Man'(Het Leven van God in de Ziel van de Mens) van Henry Scougal. Eén zin trof hem vooral: 'Ware godsdienst bestaat in een vereniging van de ziel met God, of in de taal van de apostel: Het is Christus, die in ons gestalte krijgt'.
In een flits zag hij, dat hij wederom geboren moest worden. Toen begon er een geweldige geestelijke worsteling. Want hij had, evenals de Wesleys, gedacht wederom geboren te zijn door de doop in de Anglicaanse Kerk en vervolgens een leven lang nodig te hebben om de christelijke volmaaktheid te bereiken. Totnogtoe had hij nog nooit van wedergeboorte gehoord.
Dit boek overtuigde hem: 'God liet me zien, dat ik wedergeboren moest worden of verdoemd. Ik leerde, dat een mens naar de kerk kan gaan, zijn gebeden kan doen en het sacrament ontvangen en toch geen christen zijn'. Ook het lezen van 'Contemplations on the New Testament'(Beschouwingen over het Nieuwe Testament) van de zeventiende-eeuwse anglicaanse bisschop Joseph Hall, bracht hem tot het inzicht dat de wedergeboorte geen beloning was maar gift! En Hall was toch een anglicaanse bisschop geweest! Op een zeer strenge wijze begon hij nu ascese (onthouding) te betrachten, at weinig, droeg een versleten toga en vuile schoenen en sprak bijna niet.
In de periode voor Pasen lag hij ziek en uitermate verzwakt zeven weken te bed in het Pembroke College. Aan de hand van een lijst van zonden uit verleden en heden, beleed hij deze iedere morgen en avond voor God. Ondanks dat kwam er geen 'life of God' (leven van God) in zijn ziel.
In uiterste wanhoop wierp hij zich op de genade van God door Christus, en een lichtstraal van geloof verzekerde hem dat hij niet verworpen zou worden. Zelf schreef hij: 'Het behaagde God de zware last van mij af te nemen, en mij in staat te stellen mijn hand te leggen op Zijn lieve Zoon door een levend geloof, en mij de Geest der aanneming te geven, mij te verzegelen, zelfs tot de dag der verlossing. O, met welk een vreugde, onuitsprekelijke vreugde, zelfs vreugde vol van heerlijkheid, was mijn ziel vervuld, toen het gewicht van de zonde verdween, en een blijvend gevoel van de vergevende liefde van God doorbrak in mijn troosteloze ziel. Zeker, het was een dag om tot in eeuwigheid niet meer te vergeten. Mijn vreugde was als een springvloed, die de oevers overstroomde'.
George Whitefield had ontdekt dat genade vrij is! En alleen door het geloof werd ontvangen.
Kort voor zijn dood zou hij verklaren, als hij terug zag op dit gebeuren: 'Ik weet de plaats! Het mag misschien bijgelovig lijken, maar als ik in Oxford kom, kan ik het niet laten om naar die plaats toe te snellen, waar Jezus Christus zich aan mij voor het eerst openbaarde en mij de nieuwe geboorte (new birth) gaf.
Hij las veel, waarbij diverse werken van de Hervormers en de Puriteinen. Vooral de Commentaar van Matthew Henry maakte hij zich eigen.
Kort samengevat kan nu worden vastgesteld, dat Whitefield vooral via het Puritanisme de leer van de Reformatie leerde verstaan, die hij trouwens ook bevestigd zag in de traditie van de Kerk van Engeland. Het valt hierbij op hoe wedergeboorte, verzoening of vergeving der zonden als parallelle begrippen eigenlijk samenvallen.
En dit zal later in zijn prediking ook zo blijken te zijn. Daarbij moet ook worden vastgesteld, dat Whitefield minder in aanraking is gekomen met de Vroege Kerk en de Vroege Kerkvaders en dat zijn beoefening van de ascese meer is ingegeven door het Puritanisme of het moest zijn dat er tussen beide meer overeenkomst is dan wel is aangenomen. In ieder geval werd Whitefield dan indirect beïnvloed door de Vroege Kerk en Wesley direct. De laatste maakte in deze tijd, maar ook later, minder indringend kennis met de Puriteinen en de werken van de Reformatie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1997
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1997
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's