Psalm 137 Een wonderlijke zaligspreking
Oud-testamentische Psalmen door Nieuw-testamentische ogen
Oud-testamentische Psalmen door Nieuw-testamentische ogen
Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal' (vers 9). Wat een wreedheid. Dit is toch wel erg agressief. Hoe kan iemand dit denken? Bidden? Kan dit gebed vallen binnen de grens van een zaligspreking? Deze vragen brengen ons bij het 'probleem' van Psalm 137.
Ontstaan
Direct blijkt dat Psalm 1 37 is ontstaan in de tijd van de Babylonische ballingschap. Zonder vermelding van de dichter zegt de Psalm direct aan het begin: 'Aan de rivieren van Babel...' (vers 1). De rivieren van Babel zijn natuurlijk de Eufraat en de Tigris. Deze twee machtige rivieren hadden vele kanalen en stromen die het gehele land doorkruisten. De onbekende dichter herinnert zich nog goed hoe ze als ballingen aan de rivieren en de stromen van Babel zaten. Daar zaten ze opgesloten in de concentratiekampen. De slavendrijvers joegen hen voort met knallende zweep. Vele, zeer vele Joden vonden de dood in het verre Babel. Babel was voor velen een bittere kwelling. Wat hebben ze een tranen geschreid bij de gedachte aan Sion. Ze hadden dan ook de harpen aan de wilgen gehangen (vers 2). Ze hadden dus hun harpen wel bij zich maar ze hingen ongebruikt in de wilgen. Daar hadden de ballingen hun instrumenten weggestopt. De slavendrijvers kwelden en dwongen de ballingen om de liederen Sions te zingen... (Zoals de SS-ers eeuwen later de nakomelingen van deze ballingen dwongen om in de concentratiekampen een orkest te vormen en voor hen Beethoven te spelen. En ze speelden tot ze er bij neervielen in de ijdele hoop dat ze in ruil daarvoor misschien een beetje respijt konden krijgen voor ze met hun instrumenten de ovens ingejaagd werden). Het was de ballingen in Babel onmogelijk om de bekende Sionsliederen te laten horen. Met de liederen Sions (vers 3) worden de liederen bedoeld die door het volk van Israël in de tempel op de berg Sion werden gezongen. Ze kunnen het gewoon niet opbrengen om hun oude Psalmen te zingen. Niet dat ze Jeruzalem zouden kunnen vergeten, maar hoe zouden ze een lied des Heeren moeten zingen in een vreemd land (vers 4), op vreemde grond? Hoe zouden ze Psalmen kunnen zingen onder vijanden van God en Zijn dienst, die niets anders doen dan Zijn Naam lasteren en Zijn volk vervolgen. Babel... ballingschap... dat is geen plaats om te zingen. Nee, daar zaten wij, ook weenden wij.
Overgang
Vanaf het vijfde vers gaat de Psalm van de wij-vorm over in de ik-vorm. Het wordt nu een persoonlijk getuigenis van de dichter. Was hij eerst de mond van de velen in Babel, nu gaat vooral z'n eigen hart spreken. Uit de afgebroken manier waarop hij spreekt, blijkt de diepe emotie en betrokkenheid: 'Indien ik u vergeet, 0 Jeruzalem!' (vers 5). Helaas, er waren ballingen die Jeruzalem waren vergeten. Wachtensmoe hadden ze zich van de Heere en Zijn dienst afgekeerd. Ze hadden zich aangepast aan de manier van leven in Babel. Ze piekerden er niet over om naar de puinhopen van stad en tempel terug te gaan. Babel beviel hen prima. Dit is voor onze Godvrezende zanger onverteerbaar. Al zijn denken wil hij laten cirkelen rond Jeruzalem. Aan Sion wil hij denken, die gedachte aan Sions puinhopen brengt hem tot belijdenis van schuld en zonde, tot boete en bekering. Hij vervloekt zichzelf als hij het vervallen Jeruzalem en het in puin liggende Sion zou vergeten: 'Dan mag mijn rechterhand verschrompelen, zodat ik de harp niet meer kan bespelen. Dan mag mijn tong aan mijn gehemelte kleven, zodat ik Gods naam niet meer zou kunnen prijzen...'
Dat roept hij allemaal over zichzelf uit als hij de stad, de makkoom (Mokum) zou vergeten. Pas als Jeruzalem weer herbouwd is, pas als de tempel weer is opgericht, zal hij zich verheugen.
Gebed
'Heere! gedenk... (vers 7). Inderdaad, het laatste gedeelte van Psalm 1 37 is een gebed. Wat is er al veel te doen geweest over dit laatste stukje. Voor de duidelijkheid geef ik het helemaal weer: HeereI gedenk aan de kinderen van Edom, aan de dag van jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fundamenten toe! O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt. Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal (vers 7, 8, 9).
We moeten toegeven dat deze woorden verbijsterend zijn. Vooral het laatste, als het gaat over dat gruwelijke beeld van verpletterde kindertjes aan de scherpe punten van uitstekende rotsen. Passen deze woorden wel in de Bijbel? Hier worden degenen die de kinderen te pletter werpen, zalig gesproken en in het Nieuwe-Testament, met name de Bergrede, worden vreedzamen
zalig gesproken; 'Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Cods kinderen genaamd worden' (Mattheüs 5 : 9). Wat moeten we hiervan zeggen?
Christus heeft toch gezegd: Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen die u haten. Zegent degene die u aan de wang slaat, biedt ook de andere; en degene die u de mantel neemt, verhindert ook de rok niet te nemen' (Lukas 6 : 27 - 29). De boodschap van het Nieuwe Testament is toch vol van de christenplicht om geduld en liefde te beoefenen tegenover de naaste. We moeten zelfs bidden voor degenen die ons geweld aan doen, en hier wordt gebeden om de wrede dood van de kinderen. Is er dan tegenstelling tussen het Oude en Nieuwe Verbond? Nee, in het Oude Testamant ligt het Nieuwe verborgen. Maar hoe moeten wij hier dan tegenover staan?
Al de Schrift is van God ingegeven...
Er zijn meer gedeelten in de Bijbel die spreken van wraak en vergelding (zie o.a. Psalm 79, Psalm 109 : 8 - 13, Openbaring 6 : 9, 10 en Openbaring 18 : 21). Laten we niet vergeten dat ook deze gedeelten het Woord van Cod zijn, geïnspireerd door de Heilige Geest. Ook moeten we deze bede zien als een dringend appèl op de Heere, Die heel de geschiedenis, in het bijzonder die van Zijn volk, leidt. In de bange tijd van de ballingschap blijft er alleen het gebed over of de Heere de grootmachten (Edom en Babel) een halt wil toeroepen. Daarbij heeft de dichter zich laten leiden door het profetisch Woord. Hij heeft de Schrift mee! Zijn gebed wordt gedragen door het spreken van God. De profeet jesaja heeft Babels ondergang voorzegd: Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd, en hun vrouwen geschonden worden' (jesaja 13:16).
En van de Edomieten, de nakomelingen van Ezau, die niets liever zagen dan de ondergang van heel het volk van Israël, zegt de Heere dat zij tot een eeuwige verwoesting zullen worden omdat zij het huis van Israël verwoest hebben (Ezechiël 35). En nu weet de dichter, dat wat God besloten heeft ook zal worden uitgevoerd. Hij zoekt de vervulling van de profetie.
De Geest en de Schrift brengt hem tot de keuze van Zijn woorden. Ook zoekt hij geen persoonlijke wraak, wel een rechtvaardige vergelding voor de gruwelijke, onmenselijke misdaden die de Edomieten en Babyloniërs begaan hebben (Mattheüs 7 : 2).
ötrijdig met de liefde?
Maar zeg je, staat het dan toch niet op gespannen voet met het liefdesgebod? Bedenk dan wat de inhoud van het liefdesgebod is. Het gaat daarbij allereerst en meest om de liefde tot God.
De ware liefde richt zich op God, op Zijn eer, dienst en volk. Als de liefde van God in je hart is, dan ga je liefhebben wat de Heere lief heeft, maar ook haten wat de Heere haat. Een haat tegen de zonde en de boze, een haat tegen machten, vijanden en anti-christen.
Daarom is de vloekspraak van Psalm 137 niet in strijd maar juist in overeenstemming met de liefde, de hoogste liefde, die de neerwerping van Zijn en mijn vijanden zoekt (Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 52). Dan dringt de vraag zich op of Christus' vijanden door genade ook mijn vijanden geworden zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1998
Daniel | 32 Pagina's