De laatste stads- en dorpsomroepers verenigen zich
„Ze zeggen wel eens: die omroepers zijn dorpsgekken, maar dat zijn ze pertinent niet"
In de achterliggende decennia verstomde in steeds meer gaten en gehuchten het geluid van de plaatselijke omroeper, zonder dat diens nobel werk door anderen werd voortgezet. Daarin lijkt verandering te komen. De Stichting Stads- en Dorpsomroepers heeft de over het land verstrooide omroepers gemobiliseerd om het oude ambacht nieuw leven in te blazen. Terdege zocht enkele kleurrijke vertegenwoordigers van dit onaanzienlijke volksdeel op. Bertus van Brummelen uit Steenwijk. Pieter Haringsma uit Sloten. Freerk Schakel uit Tjerkwerd. En niet te vergeten Hendrik-Jan van de Zandschulp uit Ede. Onder de bezielende leiding van de dikbuikige stadsomroeper van Steenwijk sluiten de laatsten der omroepers de gelederen. De twintigste september zullen ze op het winkelcentrum Hoog Catharijne te Utrecht voor de heffe des volks hun stem verheffen.<br />
Als een boetgezant trekt Pieter Haringsma langs het Slotermeer. „Hedenavond zal om acht uur bij de molen het oude kanon worden afgevuurd. Hoort! Zegt het voort!" Uit de jachijes komen hoofden van nieuwsgierige watertoeristen te voorschijn. Verbaasd staren ze naar de imponerende Slotenaar die langzaam voorttrekt en regelmatig zijn onheilspellende boodschap over het water laat schallen. Een alledaagse verschijning is Pieter niet. Over een roestbruin fluwelen pak draagt hij een zwarte cape met witte kanten kraag. Witte kousen, zwarte schoenen en een zwierige zwarte hoed met een verfomfaaide veer erop maken het uniform compleet. Aan een ketting om zijn hals bungelt de omroeperstoeter, het teken van zijn waardigheid. Hij gebruikt het ding zelden. Om aandacht te trekken hanteert hij een ratel die een bloedstollende herrie veroorzaakt.,,Zonder dat pak zou ik het niet willen doen. Dan voel ik me geen omroeper." In '83 werd "grote Pieter" aangesteld als stadsomroeper in verband met het 700-jarig bestaan van Sloten. Hij was reeds een autoriteit in het stadje. Machinedrijver bij Douwe Egberts. Voorzitter van de Vogelwacht. Bevelvoerder van de brandweer. „En ik heb een goeie stem: luid en duidelijk. Je moet ook wat vrij wezen. Je moet er geen last van hebben als mensen zeggen: daar heb je de stadsgekweer." In de zomermaanden roept Haringsma elke vrijdagavond het optreden van de plaatselijke schutterij om. Kwart voor zes vertrekt hij van huis richting het Slotermeer. Rond zevenen arriveert hij bij taveerne "'t Bolwerk", waar zijn citroenjenever met sigaar al gereed staat. De uitbater houdt Pieter graag te vriend. De gratis borrel wordt dubbel en dwars goedgemaakt door de klandizie die de omroeper aanbrengt. Van "'t Bolwerk" ti-ekt hij naar het Kruiswater, om ook daar de varensgasten in kennis te stellen van het schutterijspektakel. En passant neemt hij het restaurant "De Mallemok" mee. Op het moment dat hij de deur opent en zijn ratel hanteert komt een klein meisje naar buiten. Met grote angstogen staart ze de sprookjesachtige figuur aan en klemt zich hysterisch gillend aan haarvader vast. „Hij doet niks", sust de man, alsof Pieter een betrouwbare bouvier is, maar het meisje laat zich niet overtuigen eer de omroeper uit haar gezicht verdwenen is.
Kanon
Tegen achten stellen de schutters, net als Haringsma in achttiende-eeuwse dracht, zich op naast de hervormde kerk. Commandant Henk van Netten, werkzaam bij de zuivelfabriek van Sloten, voert het bevel. Twee schutters dragen de zwarte kruitkist. De overigen zijn gewapend met pieken of instrumenten voor de bediening van het kanon: de rammer, de wisser, de kruitlepel en de kattestaart. Een marketentster draagt het vaatje Berenburg waarmee de kelen van de schutters gesmeerd zullen worden. Haar gevolg, onder wie enkele beeldige meisjes in klederdracht, zal assisteren bij het uitdelen van het geestrijk vocht. Nadat de stadsvlag is gehesen trekt het "bataljon" onder zacht ti'omgeroffel richting de antieke korenmolen, waar het kanon staat opgesteld. Eenkellner van '"t Bolwerk" veroorzaakt een kort oponthoud door het aanbieden van een dienblad vol bierglazen. Voor Haringsma staat een tweede citroenjenever op het blad. Bij de molen hebben zich inmiddels enkele honderden toeristen verzameld. Pieter heeft niet voor niets een aanslag op z'n stembanden gepleegd. Terwijl de schutters voorbereidingen b'effen voor het eerste schot neemt de omroeper plaats op een molensteen in het gras om de omstanders te informeren over de kwaliteiten van de 24-ponder.
Citroentje
een van de schutters.,, Dan heb je het hooi in je gezicht." Een Berenburger geeft de krijgers krachten om het kanon ten tweeden male te laden. Deze keer laat de 24-ponder zich van z'n beste kant zien. Iets na half negen verspreidt de menigte zich weer, marcheren de schutters terug naar hun uitvalsbasis en wendt Pieter zijn schreden naar "'t Bolwerk" voor het nuttigen van z'n derde citroentje.
Stichting
Tot 1987 opereerden de weinige omroepers die Nederland nog telt individueel. Daarin werd verandering gebracht door de met organisatietalent bedeelde Bertus Van Brummelen. De Steenwijker stadsomroeper kwam in dat jaar met een krachtige oproep die kort samengevat neerkwam op: Omroepers aller provinciën, verenigt u! Inmiddels hebben reeds vijftien vertegenwoordigers van de doelgroep zich aangesloten bij de door van Brummelen opgerichte Stichting Stadsen Dorpsomroepers, waarvan hijzelf voorzitter is. Van Brummelen heeft de indruk dat hij de meeste omroepers verenigd heeft. Mochten er nog zijn die zich in duistere gaten en afgelegen buurtschappen schuilhouden, dan zijn ze van harte welkom. De enige voorwaarden die worden gesteld zijn gevoel voor humor, gezelligheid en eeriijkheid.,, Dat zijn dingen die hoog in ons vaandel staan. Als je daarover beschikt kun je in de club komen, of je kunt omroepen of niet.''
Mooi zootje
Het is geen vraag of Van Brummelen zelf aan de eisen voldoet. De stadsomroeper van Steenwijk heeft bijna alles mee. In de eerste plaats zijn naam. In de tweede plaats zijn corpus: een bolronde buik. In de derde plaats zijn stemvolume, mede te danken aan zijn vorige beroep: hij was tien jaar marineman. Nu is hij juwelier, eigenaar van "Deklokkenwinkel" aan de Wold Promenade te Steenwijk. Voor zijn legendevorming zou het prettiger zijn geweest als hij eigenaar van een bakkerij" In de Soete Suikerbol" was. Zo heeft ieder mens iets om hem nederig te houden. Van geldzucht heeft Bertus overigens geen last. Zijn administratie verricht hij in een bekrompen kantoortje achter de zaak. Hij deelt het met zijn twee honden. In een beklede mand naast zijn stoel ligt een uit de kluiten gewassen Rottweiler. In het mandje aan zijn voeten een harige bal met boven de ogen een blauw speldje. ,,Een York-terriër", onthult Bertus. Het eenvoudige hokje is niet alleen kantoor van de juwelierszaak, maar tevens zenuwcentrum van de Stichting Stads- en Dorpsomroepers. Hier schrijft Van Brummelen zijn brieven om de stichting bekendheid te geven. Boven de deur hangt een kleurenfoto met alle omroepers. In het midden poseert de burgemeester van Steenwijk. ,,Mooi zootje ongeregeld, he", glundert de alternatieve juwelier.
Verschijning
Van alle bij de stichting aangesloten omroepers heeft Bertus een kleurenfoto, die hij bereidwillig voorziet van commentaar. ,,Dat zijn toch allemaal figuren joh. Moetje 's kijken, wat een mannen. Dat móet je toch aanspreken. Dit is de kampioen van Nederland. Pieter Haringsma. Zó'nvent. 'tZijn eigenlijk allemaal aardige mensen. En ik zeg altijd: met aardige mensen moetje heel voorzichtig wezen. Die tref je niet zo veel. Een uitgestorven ras zijn we eigenlijk he. Iedereen dacht dat alle omroepers dood waren. Dit is Schakel van Tjerkwerd. Ten voeten uit. Deze meneer loopt een beetje mank. Hier, meneer Staal uitMuidenberg. Endaar hebben we Sibe van der Meulen uit Oosterend. Dit is Koos Verdonk uit De Rijp. En dit is helemaal een bijzonder kind: Gerhardus Marinus Sluis, 73 jaar, stokdoof. Maar 't is een verschijning he. Hij spreekt niet meer zo hard, maar als-ie een klap op z'n koekepan geeft, dan gaat er wat van' m uit. Ik zou' m niet graag missen.''
Geen elektronica
,,Ze zeggen wel eens: die omroepers zijn dorpsgekken", weet van Brummelen. , ,Maar dat zijn ze pertinent niet. Het zijn eigenlijk ambassadeurs he. Ambassadeurs van het dorp of de stad waar ze vandaan komen. Je zou Muus Tromp 's moeten horen over Purmerend. En neem nou die man uit Ede. Hier heb ik 'm. Hendrik-Jan van de Zandschulp. Wat een naam he. Een heel apart persoon is dat. Een grandioze kerel." De volgende foto toont een omroeper op een ouderwetse bakkersfiets, de antieke broodmand nog voorop. ,,Meneer Bout", zegt Bertus. „Die is afgevoerd. Hij heeft het aan zijn hart. Wat deed hij nou: in die mand had hij een geluidsinstallatie verstopt. Zo riep hij om, meteen microfoon. Dat willen wij niet. Jammer, want Bout was ook echt een vent die erbij hoorde. Maar ja, wij gaan paal en perk stellen. We zeggen: moetje luisteren, omroepen doe je met je mond en niet met elektronica. Want dan zitten we niet meer in de achttiende eeuw."
Concoursen
Sinds Van Brummelen het omroepersschap nieuw leven heeft ingeblazen, timmeren de omroepers behoorlijk aan de weg. Zo worden frequent concoursen gehouden, die meestal gefinancierd worden door winkeliersverenigingen. Van de donatie van 750 gulden die voor elk concours wordt gevraagd, wil de juwelier een potje opbouwen waarmee in de toekomst een buitenlandse trip kan worden bekostigd. ,, Wij willen nou 's laten zien, ook in het buitenland, dat die omroepers nog steeds bestaan. We gaan er heus geen braspartij van maken. Er is er niet een die drinkt. Geen één, van al die omroepers. Nou ja, we mogen wel 's een Berenburger pakken als we een tijd hebben lopen schreeuwen, maar dan is het ook op. En die vrouwen zijn ook gezellig. Die gaan altijd mee." ,,Die mannen hebben allemaal een tik", weerspreekt echtgenote Anja half geïrriteerd, half geamuseerd. ,,Ik vind het soms een beetje overdreven. Als ze met mekaar uitgaan, ga ik wel mee. Dat vind ik wel gezellig. Maar als-ie ergens alleen op moet treden, blijf ik gewoon thuis. Toen-ie in Den Helder op de markt omriep, vroeg iemand: zou die vent ook nog getrouwd zijn? Ze wisten niet dat ik erbij hoorde. Kijk, als die mannen bij elkaar zijn voor een concours is het een leuke bezienswaardigheid. Maar in hun uppie lopen ze voor paal."
Kampioen
Een keer per jaar wordt een nationaal concours gehouden. Een onpartijdige jury bepaalt dan wie de kampioen van het jaar wordt. Alle deelnemers zijn gebonden aan een verplichte tekst. Daarna krijgen ze ruimte voor het uitbalken van hun eigen vondsten. Bertus doet alles op rijm. ,, Ik dicht zo een blad vol. In twee tellen. Ik zeg bij voorbeeld: wat ik u ook nog even wil laten horen; ik kom uit Steenwijk, een stad met een mooie toren. Dat wou ik u even laten weten; wilt u Steenwijk nooit vergeten." Hoewel hij het in de omroeperswcreld niet gek doet heeft Van Brummelen het tot nu toe moeten afleggen tegen Pieter Haringsma. In '87 kreeg de stadsomroeper van Sloten telefoon uit Vianen. Of hij mee wilde doen aan het Nederlands kampioenschap stadsomroepen. Waarom niet, zei Pieter en toog zonder een spoor van zenuwen naar het het Zuidhollandse stadje. De volgende avond keerde hij als kampioen in Sloten terug. Zijn vrouw kon het amper geloven. Pieter zelf moest ook even aan zijn nieuwe status van kampioenomroeper wennen.
Knap volume
Vorig jaar werd Haringsma bij het landelijk kampioenschap in Sneek opnieuw eerste. Ook bij alle regionale concoursen komt hij als eerste uit de bus. Zijn vrije teksten broedt hij 's nachts op bed uit. ,,Die gaan altijd over de stad Sloten. Je ligt dan in bed en je bent bezig om in dichtvorm een stuk op te stellen. Heb ik dan om een uur of twee een stuk in m'n hoofd, dan stap ik van bed en schrijf alles op een kladblok. Dan ga ik pas slapen." De omroeper van Sloten is ervan overtuigd dat hij zijn succes mede te danken heeft aan zijn postuur.,, De omroepers zelf zeggen wel 's: als Pieter komt, dan komt er iets. Was ik klein van stuk geweest, dan ben je al in het nadeel. Je bent rijzig, je komt met je ratel, daar schrikken de mensen zich een ongeluk van en dan barstje los. Nou dan komt er, ik mag wel zeggen, een knap volume uit. Als m'n vrouw hier achter het huis staat en ik ben in Sloten bij de molen aan het woord —en de wind is gunstig, dat zeg ik erbij — dan kan ze me duidelijk horen. Dat is toch zeker vijfhonderd meter."
Tere kwestie
Hoewel hij als rasechte Fries het individualisme in het bloed heeft zitten, vindt Haringsma het een goede zaak dat de meeste omroepers zich verenigd hebben in een stichting. ,,Bertus van Brummelen is een geboren voorzitter", roemt hij. ,,Hij is ook wat commerciëler. Dat is nodig. Anders word je misbruikt." De mening van Haringsma wordt door zijn collega's gedeeld. Toch dreigde begin dit jaar de vrede en eensgezindheid onder de omroepers verstoord te raken. Hendrik-Jan van de Zandschulp uit Ede legde hardvochtig de vinger bij een tere kwestie: de noodzaak van nivellering. „Neem nou die ouwe meneer Sluis", licht hij bereidwillig toe. ,,Die man heeft vroeger van z' n beroep mollen gevangen. Een armoedig bestaan. Hij is hartstikke doof. Als hij daar bij de deur staat kan ik niet horen wat-ie zegt, zo onduidelijk praat hij. Maar hij heeft zó'n ambitie om om te roepen... Of er nu duzend man staat of vijfduzend, hij roept met hetzelfde vuur om. Die man zal nooit een prijs krijgen. Maar hij maakt wel kosten. Met Bertus heb ik voorgesteld de prijzen te delen. De helft voor de groep die niks heeft. Iedereen was het ermee eens, maar achteraf is door een deel bekonkeld dat het toch niet door ging. Want er zijn altijd mensen die zo door dat geld bezeten zijn. Echt waar hoor."
Geldkwestie
Om voor eens en voor altijd duidelijkheid te verschaffen belegde Van de Zandschulp de tiende mei een vergadering in het tuinhuis naast zijn woning aan de rand van het Edese bos. In deze historische samenkomst werd definitief besloten dat de geldprijzen onder alle omroepers verdeeld worden. De Edese omroeper liet op dit punt geen enkele ruimte voor onderhandeling. ,,Ikben ook gek op geld, maar ik moet 't direct afgeven als ik thuiskom. Grapje tussendoor. Maar als ik het makkelijk verdien kan ik het ook makkelijk uitgeven. Ik heb nog nooit een dorpsomroeper begraven zien worden, waar een geldkist achteraan gedragen werd.'' Door zijn weerzin tegen geldzucht is Van de Zandschulp ook beducht voor een te sterke promotie van de Stichting Stads- en Dorpsomroepers. ,,Daar moetje verschrikkelijk voor oppassen. Je hebt dan kans dat er iemand is uit, laat ik maar effe een zijstraat opnoemen, Borculo die denkt: hé, dat is leuke business. Daar ga ik een beroep van maken. Een geldkwestie. Ik word ook omroeper. Je hebt altijd van die gladdekkers. Is de aardigheid weg. Als dat gebeurt kruip ik in m'n schulp en zeg ik: bekijk het maar, ik ga weer mooi naar Ede."
"Met het oog op morgen"
Voor Van de Zandschulp heeft geld nooit een rol gespeeld bij het omroepen. De voormalige boswachter werd op 10 september '82 door de Stichting Museum Oud Ede tot omroeper gebombardeerd. Een advertentie in een plaatselijke krant had tien gegadigden voor het omroepersschap opgeleverd. In cultureel centrum'' De Reehorst'' zouden ze hun kwaliteiten tonen. Maar op de bewuste dag waren verschillende kandidaten ziek, anderen mochten niet van hun echtgenote of zagen er niet doorheen. Slot van het liedje was dat Hendrik-Jan alleen overbleef, wat de taak van de jury aanmerkelijk vereenvoudigde. In de achterliggende jaren heeft Van de Zandschulp een klinkende naam opgebouwd. Door het hele land heeft hij omgeroepen. In '87 was hij zelfs te gast in een Hilversumse studio waar hij voor het actualiteitenprogramma '' Met het oog op morgen" het eerste Nederlands kampioenschap van stads- en dorpsomroepers aankondigde.
Stakkers
Een hoogtepunt in zijn carrière was de aanbieding van een petitie aan de vaste Kamercommissie, om sluiting van kleine postagentschappen te voorkomen. Deze eer werd hem gegund door de Vereniging van Kleine Kernen.,,Er waren nogal wat vooraanstaande figuren bij. Die waren echt nerveus. Maar ik liep daar jongens, net zo vrij en vrolijk als een konijn op de hei. Met een postkoets werd ik van het Malieveld naar het Binnenhof gebracht. Daar stonden allemaal van die jonge motoragentjes. Die wisten niet wat ze hoorden. Meneer, zei er een tegen me, u moest hier elke dag komen. Dan is het tenminste rustig. Want er komen er daar nogal 's demonstreren. Dat demonstreren is een verschrikking he. En dat staken ook. Stakers bent stakkers, heb ik altijd gezegd. En daar blijf ik bij. Dat durf ik ze allemaal zo te zeggen. Maar zoals ik daar op dat Binnenhof die petitie heb aangeboden, dat is grandioos. Minister Van der Broek komt bij me. Die zegt: Hendrik-Jan hoor ik dat u heet, ik heb hier een delegatie Japanners. Die ï> wilden graag met u op de foto. Kan dat? Ik zeg: wat brengt dat op? Wat brengt dat op?, vraagt-ie. Ik zeg: werkt u voor niks, meneer Van der Broek. Nee, dat niet. Was een grapje hoor. Ik zeg: laat ze maar komen. En ik op de foto met die Chinezen."
Grapje tussendoor
De Edese omroeper is gezegend met een stalen geheugen. Ook voor lange boodschappen heeft hij geen papier nodig. Maar om principiële redenen weigert hij uit het hoofd om te roepen., ,Dat is geen omroepen meer. Vroeger hadden ze allemaal een briefte in de hand. Dat is omroepen. Zo deed Japie van Schagen het ook. Al wil het publiek wel datje contact hebt. Ik weet niet of u begrijpt hoe ik dat bedoel. Contact met de mensen. Zo nu en dan ze aankijken. Niet gaan staan schreeuwen. Duidelijk en verstaanbaar. En dan een volume." In principe is Van de Zandschulp bereid voor een ieder om te roepen, ongeacht huidskleur, ras of levensovertuiging. Zijn enige voorwaarde is dat de tekst die hij moet omroepen voor niemand kwetsend is.,, Ik roep wel' s om vooreen bakkerszaak, voor een kaaszaak, voor braderieën, in bejaardencentra kondig ik de plaatjes aan die gedraaid worden en ga zo maar door." Inspiratie ontvangt de omroeper pas als hij omgeven is door een mensenmenigte. ,,AIs ik voor u moet omroepen in een straat waar niemand is, waar iedereen op z'n nest ligt, plat uitgedrukt, dan vind ik dat niet leuk. Ik roep graag om waar honderden, waar düzenden mensen zijn. Met een grapje ertussendoor. Het publiek trekt me."
Toekomst
Een bijzondere band heeft Van de Zandschulp met de jongeren uit zijn woonplaats. ,,Dejeugdismijn toekomst. De ouwere mensen natuuriijk ook wel, maar als de jeugd het mooi vindt, dan is het helemaal mooi. Ik ben op het Marnixcollege geweest. Daar heb je denk ik 25 klassen zitten. Tweeduzend man. Ik ging alle klassen rond om een schoolfeest aan te kondigen. Daar kwam nooit niemand. Iedereen liet dat verwateren. Komen hier op een avond een meisje en een jongen. Hendrik-Jan, zou jij dat voor ons willen doen? Ik zeg: met alle plezier, als de rector het maar goed vindt. Ik ernaartoe. Word je ontvangen met koffie en koek. Daarna heb ik in alle klassen aangekondigd dat vrijdagsavonds het schoolfeest was. Dat is bezocht door meer dan 95 procent van de leerlingen. De volgende dag liep ik in het centrum om te roepen voor de een of andere braderie. Zag je van die meisjes en jongens; die is bij ons op school geweest, mam. Dat zijn leuke dingen. Het gebeurt ook wel dat zo' n vrouw zegt: die vent is effe gek. Dan zeg ik: ja mevrouwtje, maar ik heb er gelukkig helemaal geen last van. En dan lachen ze."
Prediker
Ook Freerk Schakel, omroeper van het Friese gehucht Tjerkwerd, viel aanvankelijk spot en hoon ten deel toen hij het edele ambacht van omroeper ging uitoefenen. In tegenstelling tot Van Brummelen, Haringsma en Van de Zandschulp werd hij niet benoemd, maar stelde in 1977 zichzelf aan. ,,Ikben een man die dacht: er moet hier wat veranderen in het dorp. Er moet weer 's een dorpsomroeper komen. Die was er vroeger ook. Toen wist ik nog niets af van Pieter Haringsma of Bertus van Brummelen. De mensen keken ontzettend vreemd op. Vooral oudere lieden. Wat vindt die man nou weer uit, zeiden ze." Ondanks de negatieve reacties zette Schakel door. Aan de voorgevel van zijn huisje bevestigde hij een lei met daarop de mededeling: F. Schakel, dorpsomroeper. Twaalf jaar later is er niemand meer die twijfelt aan zijn verstandelijke vermogens. Hij is de enige inwoner van Tjerkwerd die al twee keer op nieuwjaarsdag de hoogste dorpsonderscheiding kreeg opgespeld. Zijn leidende positie in het dorp blijkt ook uit zijn bijdragen aan "Skieppesturt'', het dorpsblad van Tjerkwerd. ,,Ik heb m'n vaste rubriek. Achter het voorwoord. Ik gebruik in m'n geschriften graag de Prediker. Om met de ouwe Prediker te verzuchten, schrijf ik dan: Wat ontbreekt kan niet geteld worden. Het kromme kan niet recht zijn. IJdelheid der ijdelheden. En al dergelijke uitdrukkingen. Die spreken meergaan."
Passend
Evenals Van de Zandschulp heeft Schakel een voorliefde voor de jeugd. Waarbij de zuigelingen bovenaan staan. Dat is ongetwijfeld een gevolg van het feit dat hij zijn omroeperscarrière begon met het bekendmaken van geboorten. , ,Dat gaat dan zo'', lacht de innemende omroeper en verrijst van zijn zetel om een demonstratie te geven. De lach maakt plaats voor een plechtige gelaatsuitdrukking. Voor de laatste keer wordt de keel geschraapt. Dan barst de omroeper los.,,Inwoners van Tjerkwerd. Ik maak u bekend dat er vreugde is ten huize van Pieter en Jetske. Zij laten u weten de geboorte van hun zoon Pieter. Alles wel." De mededeling knalt door het lage kamertje. „Het kan nog veel harder'', verzekert Schakel. „Maar dat zal ik maar niet doen he. Diezelfde dag nog haal ik een boeket bloemen. Daar doe ik een visitekaartje aan met een omroepertje erop. Als het kan ga ik ook naar de doopdienst. Daarna ga ik op doop visite. Krijgt het ouderpaar een boeketje bloemen en het kind een doopkaart. Die haal ik in het bijbelhuis in Sneek. Passend. Daar hou ik van. Ik ben Nederlands hervormd."
Kwijtschelding
Inmiddels heeft Schakel al een 75 geboorten bekendgemaakt. Is de boreling een jongetje, dan loopt hij met een blauwe anjer op zijn ambtskledij. Vooreen meisje draagt hij een rosé anjer. ,,M'n minimumtarief is een rijksdaalder. Het maximum tien gulden. Wie niet in staat is die tweevijftig te betalen krijgt algehele kwijtschelding. Plus nog een rijksdaalder schoon in de hand toe." De activiteiten van de Friese omroeper blijven niet tot zijn woonplaats beperkt. Meer dan eens weerklinkt zijn stem elders in de provincie. Zo roept hij in het zomerseizoen elke woensdag op een Makkumse braderie om. Daarbij is hij trouw aan zijn moedertaal. „In Friesland roep ik eerst in het Fries om. Zijn er veel toeristen, dan zeg ik: toeristen van elders, ik ben u niet vergeten. U krijgt de boodschap met ondertiteling. Luister naar mijn woord, hoort, zegt het voort... En dan komt de boodschap in het Nederlands. Met wel's een grapje erachteraan natuuriijk. U heeft het allen goed gehoord? Zijn er twijfelaars, hedenavond kunt u alles even nalezen op teletekst."
Mooie dagen
De minzame dorpsomroeper is alleen kwaad te krijgen als een proleet zich de naam van omroeper onrechtmatig toeeigent. ,,Ik respecteer alleen omroepers die kunnen aantonen dat zij een bewijs hebben van de Vereniging voor Dorpsbelangen van hun dorp of gemeente. Dat zijn de originele omroepers. Niet die eendagsvliegen. Houd ik niet van. Néé, dat stelt niks voor. Wij zijn officiële omroepers. Mijn foto hangt in de werkkamer van de burgemeester. Oh meneer, ik geniet er zo van.'' Een goede omroeper voldoet volgens Schakel in ieder geval aan twee belang: rijke eisen.,, Hij moet zich goed verstaanbaar maken. En de preek moet niet te lang zij n. Het verhaal moet de mensen binden. Hier in I het dorp gaan zo' n zeventig \ procent van de deuren ! open als ik rondga." De dorpsomroeper van Tjerkwerd weet dat hij bij concoursen nooit in de prijzen zal vallen. ,,Pieter is gewoon de beste. Sibe is ook heel goed, zal ik niks van zeggen, maar Pieter komt héél mooi over. Daar kan ik niet tegenop. Dat hoeft ook niet meer. Ik ben erbij. Ik laat echt m'n kop niet hangen omdat ik geen prijs heb. Ben je mal. 't Zijn gewoon mooie dagen.''
Geroepen omroeper
De deftigheid waarmee Schakel het omroepersschap uitoefent komt ook in zijn kleding tot uiting. Afgezien van de pet met de vermelding dorpsomroepcr erop, zou zijn uitrusting een oud-gereformeerde voorganger niet misstaan. Het tachtig jaar oude kostuum was eens het trouwpak van een reeds lang overleden dorpsgenoot. Een antiek zakhorloge completeert het geheel. In dit gewaad weet de omroeper van Tjerkwerd zich een gezant van zijn dorp. Met als tekenen van zijn waardigheid de omroepersbel in de rechterhand en over zijn linkerarm een paraplu, ongeacht de weersomstandigheden. Ook voor Hendrik-Jan Van de Zandschulp is omroepen meer dan een curiositeit. Hij beschouwt het omroepersschap als een gave en een opgave. Wat later spreekt hij zelfs van een roeping.,,'t Zelf de als bij een dominee. Die heeft een standplaats, bij voorbeeld hier in Ede, en op een gegeven moment wordt hij geroepen uit Amsterdam. Zo zie ik dat ook voor een omroeper. Je wordt ertoe geroepen. Niet geboren. Het moet in je zitten, 't Is misschien raar gezegd, maar ik geloof dat m'n schoonvader het heel mooi zou vinden als ik als omroeper voor de lijkstoet uit zou lopen wanneer hij zou komen te overlijden. Die man houdt van het oude. Hij is vaak met me mee geweest. Dan genoot-ie intens. Hij zegt wel 's tegen me: Hendrik jongen, je kunt wel dominee worden."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 augustus 1989
Terdege | 64 Pagina's