Wondergeloof en teleurstelling
De geruchtmakende campagne van de Amerikaanse evangelist Tommy Lee Osborn is wat de massale bijeenkomsten op het Haagse Malieveld betreft ten einde. Het is toch wel iets bijzonders, wanneer op één avond 25.000 mensen de stromende regen trotseren om hem te horen en gespannen af te wachten, welke „wonderen" er geschieden zullen. Radio en televisie maakten mogelijk, dat tallozen een en ander hebben kunnen meemaken en de kranten hebben kolommen gewijd aan wat hier is geschied.
Aan de uitnodiging van de Hervormde en Gereformeerde leden van het Osborncomité om maandag 25 augustus de bijeenkomst mee te maken, heb ik gehoor gegeven, doch zonder gebruik te maken van de aangeboden plaats op het podium, want dit betekende de bereidheid om dit werk met gebed te willen steunen en ik wilde eerst liever ervaren, wat hier geschieden zou. En dat temeer, omdat men het plan had een lijst van predikanten en voorgangers samen te stellen, „die hier achter staan en aan wie de nazorg wordt toebetrouwd".
Nu zal er heel wat nazorg nodig zijn, doch een andere dan het comité zich voorstelt: om weer recht te zetten, wat hier scheef getrokken is; om de weg van de enige troost te wijzen aan wie teleurgesteld en wanhopig ongenezen huiswaarts moesten keren!
Mej. dr. J. C. Schreuder eindigt haar scherpe critiek in „Trouw" van 30 aug. met de wens, dat er in Nederland veel gebed moge zijn voor wie door dit soort „prediking" in verwarring gebracht worden en zij herinnert aan Jezus' woord: „Het is onmogelijk, dat er geen verleidingen komen, maar wee hen, door wie zij komen!" En de predikant-arts dr. F. A. Nolle (directeur van het Diaconessenhuis aldaar) verklaarde: („De Rotterdammer" van 30 aug.) dat hij geen woorden genoeg had voor zijn verontwaardiging. Na enige moeite had hij wèl een plaats op het podium gekregen en van nabij gezien hoe zonder enige medische controle de „genezingen" worden geaccepteerd.
Over de „genezingen", waar het vermoedelijk de meesten om te doen is geweest, wil ik hier niet veel schrijven. Herinneren wij ons hoe de Here Jezus Zelf tegen „wondergeloof"-zonder-meer waarschuwt. Ook hoe Hij de genezen melaatsen zendt naar de priester, die toentertijd de medische controle uitoefende. Niet of er „wonderen" geschied zijn is voor ons maatgevend (wij kennen toch de waarschuwing, dat ook de antichrist grote tekenen zal verrichten!), doch of het Evangelie op de juiste wijze is gebracht.
Het mag toch bekend worden geacht, dat bepaalde neurotische storingen, die blindheid, doofheid, verlamming veroorzaken, langs psychische weg opgeheven kunnen worden, soms door suggestie, zonder dat van „wonder" in de Schriftuurlijke zin sprake behoeft te zijn. Enige critische zin is dus wel geboden om niet op allerlei doolwegen te geraken.
Met dr. Nolle hebben wij ook de indruk gekregen, dat hier wel heel lichtvaardig gehandeld wordt. Wat zal er na enige weken van deze „genezingen" zijn overgebleven? Hij besluit zijn interview dan ook met de conclusie, dat wanneer na eerlijke en objectieve bestudering het duidelijk zou worden dat Osborn over genezingen spreekt, die in werkelijkheid niet zijn gebeurd, het noodzakelijk zou zijn, dat die maatregelen werden genomen door kerk en overheid, die het onmogelijk maken, dat nogmaals zulk een aanslag op de geestelijke volksgezondheid wordt gepleegd.
In „De Rotterdamsche Kerkbode" van 30 aug. lazen wij een bewogen artikel van ds. C. A. Korevaar onder het opschrift: „Maar... degenen dan, die niet genezen?" Het was mij uit het hart gegrepen, want wat had ik die maandagavond een diep medelijden met de stakkers, die natuurlijk hoopvol naar het Malieveld getransporteerd waren: op brancards in zieken- en Rode Kruisauto's; in invalidewagentjes; kinderen op de arm van vader of moeder enz. enz.
Neen, zij gingen niet terug zoals zij gekomen waren. Zij hadden geen woord van troost meegekregen, dat de Here in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid vaak nood en lijden en invaliditeit gebruikt om de genoegzaamheid van Zijn genade te verheerlijken; dat in de worsteling om eenswillendheid vaak de diepste vrede ontvangen wordt... zij gingen heen met de boodschap, dat hun geloof blijkbaar niet sterk genoeg was; dat er later ook nog een wonder gebeuren kon. Blijf daar maar om bidden. Want als ge werkelijk gelooft, moet ge genezen. Het stáát er toch: „door Wiens striemen gij genezen zijt" (1 Petr. 2 : 24).
Ik geloof, dat wij goed doen dit apostolisch woord eens in zijn verband te lezen. En wanneer Zijn Geest het ons verklaart, dan blijkt, dat waar het wondergeloof op schrijnende teleurstelling uitloopt, het zaligmakend geloof hier troost biedt juist aan wie het kruis van ziekte of invaliditeit moet blijven dragen. Want het echte geloof staat immers in het teken van het „nochtans". Het merkwaardige is direct al, dat Petrus niet schrijft aan zieken, doch aan slaven, die door hun christen-zijn het onbillijk hard te verduren hebben bij hun heidense meesters. Zij nu worden opgewekt om als christen te lijden; om hierin de voetstappen van Hem te drukken, die onschuldig leed zonder dreiging: de Here Jezus Christus. Tot Hem zijn zij, die eertijds dwalende schapen waren, bekeerd. En Hij is oneindig méér dan voorbeeld (hoewel ook dat). Hij is de Middelaar, die onze zonden omhoogdroeg aan het kruishout. En dan vat de apostel héél het heil, dat Christus verwierf, samen in dat éne woord uit Jesaja 53: door wiens striemen gij genezen zijt.
Dan wijst hij dus op het heil, dat in Christus is. Dat ten volle geopenbaard zal worden in de voleinding. Reeds Jesaja (33 : 24) zag van verre, dat wie in het Nieuwe Jeruzalem zullen wonen, geen ziekte meer zullen kennen, want daar zal vergeving van ongerechtigheid zijn.
Johannes zag hoe dit nieuwe is nederdalende van God uit de hemel. Het is voor het geloof waar Christus is, in wien het Koninkrijk gekomen is en komt. Want Hij mag worden gekend als het Lam Gods, dat onze zonde wegdroeg, zodat de troost van de zondevergeving wordt genoten. Hij droeg ook onze ziekten, zodat er troost in lijden is. Mijn genade is u genoeg... Wij vergeten geen ogenblik, dat ook nu genezing op het gebed (maar dan niet het dwingende, doch het ootmoedige!) een heerlijk teken kan zijn van Zijn majesteit; van het komende heil. En zulke wonderen doet de Here menigmaal, rechtstreeks of door de middelen te zegenen. Dat maakt voor het geloof weinig verschil! Daarom is heel het werk van christelijke barmhartigheid een teken van Zijn hogepriesterlijk meêdogen en mogen wij als gemeente dit werk en allen die daarin dienen (artsen, verpleegsters enz.) wel meer gedenken in de gebeden. Niet alleen op de zendingsvelden volgen op het geloof in Christus' naam vaak de tekenen (Marc. 16 : 17). Doch wij zullen ze niet mogen afdwingen, doch 's Heren vrijmacht hebben te eerbiedigen!
Is wanneer Hij een mens eenswillend maakt met een moeilijke weg, dit niet evenzeer een wonder?
Bidden wij om dat geloof, waardoor wij de heerlijkheid Gods reeds nu mogen zien!
Wanneer een mens geloven leert in het heil, dat in Christus is, dan is hij genezen, ook al ligt hij op zijn sterfbed of al is hij gebonden aan zijn invalidewagentje.
Geen voorbarig grijpen naar wat nog toekomstig is. In de anglicaanse landen is een neiging om nu reeds uit een theologie-der-glorie te willen leven. Terwijl wij in werkelijkheid in de bedeling zijn van het zuchtend schepsel (Rom. 8). Als we dan maar met de apostel Paulus de hoop mogen kennen, die vrucht is van het geloof.
Dan leren wij àf om voorbarig in aanschouwen te willen wandelen en zullen wij de oefening des geloofs in de praktijk van ons leven kennen.
Er is een troost van het Evangelie, waar op het Malieveld niet over gesproken is.
Delft.
P. A. A. Klüsener.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1958
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1958
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's