Het verschijnsel Zuid-Afrika is als een weersproken teken
Notities vanuit een verlegenheid
PRETORIA — „Je moet er geweest zijn om erover te kunnen meepraten".Dat is een veelgehoorde opmerking met betrekking tot de problemen, waarmeeZuid-Afrika heeft te worstelen. Er zit veel waars in. Wel, ik ben er geweest,vier weken lang, en ik ben steeds meer bereid, óók het tegenovergestelde tebeweren: wie zich zijn oordeel wil vormen — of beter; wie zijn vooroordelen ofvooringenomen standpunten bevestigd wil zien, zou maar liever niet ter plaatseop onderzoek uit moeten gaan: de verwarring lijkt er des te groter door teworden.Ik hoop dat in dit — nogal persoonlijk getinte — verhaal duidelijk te maken.Wie werkelijk bereid is, naar alle kanten te luisteren en zijn eigen oordeelop te schorten of zelfs zonodig radikaal te herzien, kan en mag niet terugkomenmet opgetogen verhalen, dat het aardse paradijs voor blank enniet-blank aan de Kaap ligt.
Maar ook niet met verhalen, dat Zuid-Afrika één groot Robbeneiland is, waar ieder die niet-blank is zo ongeveer dagelijks in angst leeft, als een Nelson Mandela of — erger — zo maar in blinde willekeur te worden opgepakt en al of niet met een beroep op de 90-dagen wet te worden verbannen.
Dictatuur
Maar die rellen in Transvaal en aan de Kaap dan? Hoe moeten die honderden doden en gewonden dan worden geëvalueerd? Is dat dan niet het verschrikkelijke bewijs, dat Zuid-Afrika een ergerlijke rechtse zich christelijk noemende dictatuur is, waar de mensenrechten met een beroep op de Schrift op walgelijke wijze in bloed worden vertrapt?
Ik weet het niet meer; werkelijk niet. Vóór ik er heen ging, wist ik het in grote lijnen wel: de Nasionale Party en Vorster doen het — met alle kritiek op onderdelen — toch wel redelijk goed; er moet hier en daar wat aan gesleuteld worden en de niet-blanke toiletten moeten worden vervangen door de eenheids- WC en dan zal alles uiteindelijk toch reg kom.
De blanke baasskap is toch het beste en de regering heeft het zonder meer goed voor met de nie-blankes, ook al zien die dat allemaal misschien niet goed in. Nu ben ik er geweest, heb vele tientallen — misschien honderd of meer? — gesprekken gevoerd met alle mogelijke bevolkingsgroepen van totaal verschillende achtergronden, opleiding, levensovertuiging en zo meer.
Een greep eruit: Gesprekken met Nederlandse Gereformeerde immigranten, die al een kwart eeuw of langer hier wonen, intellectuelen en handarbeiders, met predikanten en hoogleraren van tal van kerken: de grote blanke Afrikaner kerken, maar ook tot diverse kerkgemeenschappen en stammen behorende Bantoes; Sotho's, Zoeloes, Tswana's. Gereformeerden en Nederduits-Gereformeerden, predikanten van de Indiërker, van de N.-G. Sendingskerk, Kleurlingen; kamermeisjes in het hotel, zo-maar-wat-gesprekken met mensen op straat of in winkels en zo zou ik door kunnen gaan.
Voor of tegen?
Maar hoe waardeer en verwerk ik dit alles? Meer dan ooit besefik — gedurende een aantal weken trachtend, wat afstand te nemen — dat Zuid-Afrika niet — voor ons althans niet — een politiek of volkenkundig probleem is, maar een volslagen irrationeel en emotioneel iets: je bent er vóór of tégen; een middenweg schijnt niet te bestaan. Je noemt het je „broedervolk" of je spreekt over „fascistische racistische moordenaars". Zindelijke en wetenschappelijke argumenten doen er in beide gevallen niet of vóór toe.
Als je vóór bent, word je geacht, alles wat je ziet en hoort, in dat licht te interpreteren. Als je tégen bent, sluit je gewoon je ogen voor wat er zich nog als positieve zaken mochten voordoen. Kortom, het lijkt erg simpel, vooral als je er niet geweest bent of er slechts met oogkleppen en oordopjes op hebt rondgesjouwd.
Maar hoe zul je alle informatie, ook alle leugens, die je ter plekke hebt gehoord en gelezen, verwerken tot een sluitend, eerlijk en redelijk „objectief' geheel? Dat is mij een steeds groter wordend raadsel.
Men verwachte — althans in dit artikel — van mij geen sluitend antwoord op de vele vragen, die ook ik mij daar heb gesteld. Nee, ik ben geenszins „bekeerd" tot de standpunten van een C. F. Beijers Naudé en zijn Christelijk Instituut — een man die door veel blanke Afrikaanstaligen wordt gehaat, maar die óók niet — zoals men door feitenverdraaiers als Horst Kleinschmidt c.s. kan horen beweren — zo ongeveer heel niet-blank Zuid-Afrika achter zich heeft.
Vorster of Naudé?
Ik heb hem door kritische blanken horen prijzen en verguizen en datzelfde gebeurde ook door sommige Bantoes, die ik over Naudé sprak. Dus geen Naudé-fan geworden. Maar ook niet door dik en dun een verdediger van John Vorster en Connie Mulder gebleven, zo daar trouwens ooit sprake van geweest is. Wat moet dan de houding zijn?
Kritische solidariteit? Zo ja, met wie? Met de blanke bevolkingsgroep, waarvan nog maar een deel de „ouderwetse" Afrikaner Boeren bevolking vertegenwoordigt? Of met hen, die het slachtoffer werden in Soweto, Guguletu, Langa en noem maar op? Maar waarvan werden zij het slachtoffer? Van brute blanke politiewillekeur van generaal David Kriel en zijn houwdegens? Of van Sotho's, die door Zoeloes verden doodgeschoten in felle stammenstrijd?
Waren de beruchte rellen — ik zat er praktisch middenin, zowel op het Kaapse schiereiland als in Transvaal — alleen maar veroorzaakt door werkloosheid en brooddronkenheid van politiek onnozelen? Of was het welbewust marxistische agitatie van een harde kern en een zich van haar rechten bewust wordende zwarte massa? Beide uitleggingen werden verdedigd; bevredigen doen ze geen van de twee.
Steeds meer vragen rijzen, meer twijfels ook, maar dan niet alleen tégen het Vorsterdom en de thuislandenpolitiek gericht, maar ook tegen alle critici in soorten van dit beleid; critici wier eigen bedoelingen vaak net zo weinig nobel zijn als ze hun tegenstanders verwijten.
Recht verschaffen
Want één ding werd wel opgeklaard: het gaat groepen als een Anti-apartheidsbeweging of een boycot-Outspan-actie in wezen totaal niet om die arme „swartmense"; die worden alleen maar door dit soort clubs gemanipuleerd ten eigen bate. Zoals het natuurlijk de blanke patriarchen in Pretoria er ook niet om gaat, alleen en uitsluitend het welzijn van de zwarten te beogen door ze terug te sturen naar hun „thuisland", waar ze al vele generaties lang niet of nooit gewoond hebben.
Maar - en ik besef dat dit een zwak argument is - op de een of andere manier voel je toch intuïtief aan, dat er althans in beginsel wel de oprechte wil aanwezig is bij die blanke paternalisten om het goede voor hun niet-blanke „onderhorigen" te zoeken. Bij sommige predikanten en ook ouderlingen kwam dat „om Gods Wil" recht en gerechtigheid verschaffen aan die niet-blanke sterk naar voren, ook bij de door velen gehate en gevreesde dr. Koot Vorster, die bovendien moet lijden door het natuurlijke gegeven, dat hij nu eenmaal broer van premier John Vorster is. Maar dat recht verschaffen betekent voor hem niet, dat alle mensen gelijk zijn of dezelfde capaciteiten hebben.
Weersproken teken
Afzonderlijk hoop ik het nog wel eens te hebben over die merkwaardige parallellie van de Boeren-Afrikaner met Oud-Israël en het huidige Joodse volk: een geestelijk geladen nationalisme vol besef van roeping en uitverkorenheid. Dat nu daargelaten, stellen we ons nogmaals de vraag: wat moet je nu met Zuid-Afrika? Dat de hele wereld bijna zich opmaakt tégen dit land is op zichzelf nog geen reden om er van de weeromstuit vóór te zijn.
Maar ook geen reden om met de kritische wolven nu maar mee te huilen in het linkse donkere woud. Het is met Zuid-Afrika bijna zoals met Israël: een teken, dat weersproken wordt. In kerk en theologie is dat steeds duidelijker. Zoals er een Israël- theologie is, die trouwens nu weer bedreigd wordt door een Arabische of Palestijnse theologie, zo is ook Zuid-Afrika een „locus" in de dogmatiek geworden, waaraan men bijna iemands rechtzinnigheid of modernisme kan toetsen.
Hoe gevoelig die zaken liggen, kan bijv. blijken uit een simpel gegeven. De Utrechtse Geref. Bonder en kerkelijk hoogleraar prof. H. Jonker - zeker geen ongenuanceerde verheerlijker van alles wat „Vorsterdom" heet - bezocht eerder dit jaar Zuid-Afrika en legt daarvan in „De Waarheidsvriend" rekenschap af in een serie zeer evenwichtige, waardevolle artikelen.
„Wapenveld" en Jonker
Tal van lezers hebben hierop echter gereageerd, soms omdat ze zijn bijdragen te eenzijdig „vóór" vonden. Wij houden dat voor onmogelijk. Maar in het aan Jonker toch geestverwante blad „Wapenveld" krijgt niet alleen de Zuidafrikaanse blanke geschiedschrijving maar ook Jonker zelf een wat zure veeg uit de pan van drs. H. van 't Veld.
Dit redactielid van dat blad heeft voor de Geref. Zendingsbond in Kenia als taalgeleerde gewerkt - is daar aanvankelijk opgevolgd door drs. (nu dr.) F. de Blois - en hij heeft in Oost-Afrika ongetwijfeld zwarte discriminatie en zwart „racisme" meegemaakt in hevige mate. Weliswaar is er in theorie geen discriminatie in het land van ex-Mau-Mau-aanhanger Jomo Kenyatta, maar ieder weet van de bittere praktijk: Kikuyu's tegenover Luo's, Kalenjin en andere Bantoestammen tegenover de stam van Kenyatta, de minderwaardige positie van de Indiërs enz. enz.
Waarom vindt H. van 't Veld het nodig, in een commentaar over „ideologische geschiedschrijving", de „apartheidsideologie" (waarom niet gewoon: de politieke strategie van afzonderlijke ontwikkeling voor de diverse volkeren? v. As) op déze wijze te beoordelen? Heeft hij boter op zijn hoofd? Is hij ook aangeraakt door de anti-Zuid-Afrika- bacil? Of is hij „gewoon" één bewijs van de stelling, dat Zuid-Afrika een weersproken teken is geworden, dat a.h.w. een metafysische rol gaat vervullen, los van de feitelijke toestand?
Oneerlijk dilemma
Of mogen we de „hetzes" (niet die van Van 't Veld, dat is het niet) tegen Zuid-Afrika „profetisch" duiden en zeggen, dat de tegenstand ertegen zo groot is, omdat dit volk met zijn regeerders nog wil leven naar de normen van Gods Woord? Was het maar waar, is onze reactie, want wij zagen ook een andere praktijk: blank christelijk overgoten pragmatisme en zelfs manipulatie van de Schrift ten eigen nutte.
Nee, alle tegenstand kan men niet vangen onder de noemer „pure vijandschap van communisten tegen hen, die nog christelijk willen leven". En alle voorliefde - gevoed door de boeken van Lourens Penning - is nog geen waarachtig christelijk mede-leven en mede-lijden.
Wat dan? Is er aan het einde van dit artikel niet méér te zeggen dan dat we het verschijnsel Zuid-Afrika zeer genuanceerd moeten benaderen? Kan de balans toch niet naar de ene of andere kant doorslaan? Zuiver gevoelsmatig erken ik: ja, naar de (niet alleen blanke!) kant van Vorster en zijn aanhang. Maar voorhands weiger ik te kiezen; het dilemma is niet eerlijk. Het is geen zwart-wit-schema, ook letterlijk niet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 22 november 1976
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 22 november 1976
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's