Notulen verduidelijken motieven ds. Boone om niet kerkelijk te verenigen
Oud gereformeerd predikant wilde in spoor ds. Ledeboer blijven
ST. PHILIPSLAND — Toen op 25 april 1935 Lourens Boone, oud gereformeerd predikant van Sint Philipsland overleed, stond in het bericht dat een van de kranten afdrukte het volgende: „Gekleed in korte broek, de steek op met de bef, reisde hij het land door en had meermalen op die reizen eigenaardige ervaringen wanneer men hem in dat kostuum aantrof." Inderdaad, zo is ds. Boone bij de grote massa bekend geweest, als de man van het oude (Ledeboeriaanse) ambtsgewaad.
Degenen die dan nog enigszins thuis zijn in de „kleine kerkgeschiedenis" kunnen er dan nog aan toevoegen dat dat ambtsgewaad een van de redenen is geweest waarom ds. Boone zich terugtrok toen de synode gehouden werd waarop een aantal Ledeboeriaanse gemeenten zich verenigden met de Gereformeerde Gemeenten onder 't kruis van ds. Kersten. De andere redenen betroffen de naam van het kerkgenootschap en de Psalmberijming van Petrus Datheen.
Zijn dat nu redenen om je afzijdig te houden? Een vraag die tegenwoordig nogal eens gesteld wordt maar die ook in het verleden regelihatig aan de orde is geweest; die ook regelmatig met „nee" is beantwoord. De argumenten van ds. Boone zijn gewogen en menigmaal te licht bevonden.
Toch waren ze voor hem voldoende om elke kerkelijke vereniging met de Gereformeerde Gemeenten af te wijzen en wie zich bezig houdt met deze kwestie kan wel eens tot de conclusie komen dat zijn argumenten niet uit de lucht gegrepen zijn. Maar dan zal wel gebruik gemaakt moeten worden van moeilijk toegankelijk materiaal.
Immers, het enige wat ds. Boone tijdens zijn leven in druk gaf met betrekking tot deze kwestie, was een kort briefje in het dagblad „De Zeeuw", na een felle brief van ds. Kersten. Ds. Boone schreef daarin: „Mijnheer de Redacteur! Daar ik het ingezonden stuk las van ds. Kersten, kan ik hem wel beter overtuigen dat hij mistastte. Maar ik hoop bewaard te blijven; om nooit mijn zaak te verdedigen voor de menschen, want een dienstknecht des Heeren moet niet twisten maar vriendelijk zijn en de kwaden kunnen verdragen. Met dank voor uwe plaatsruimte teken ik, L. Boone V.D.M. St. Philipsland".
Zodoende zijn we aangewezen op hetgeen in handschriften nagelaten is en na zijn dood werd uitgegeven, waarbij we ons bepalen tot de redenen waarom hij niet meeging met de vereniging.
Acht oktober 1907
Op 8 oktober schrijft ds. Boone het briefje dat opgenomen is in de door de scriba - ds. Kersten - opgestelde notulen. Daarin deelt hij mee dat hij de vergadering niet ontkent en dat hij tegen geen der predikanten iets heeft. Maar dat hij wenst te blijven „bij het oude van den godzaligen Ds. Ledeboer en den godzaligen Ds. van Dijke en den godzaligen Ds. Bakker; bij al haar gewoonten." Dat is de reden waarom ds. Boone afzijdig bleef.
Wat valt nu op in dit briefje? Allereerst dat ds. Boone de vergadering wel erkent en ook het kerkverband dat toen opgericht is. Ten tweede dat het niet om moeilijkheden met een of meer predikanten was dat hij afzijdig bleef. Ten derde dat de hoofdreden dat hij niet wilde verenigen lag in het gegeven dat hij de oude palen van ds. Ledeboer en de zijnen niet wenste te verzetten; ds.Boone wenste te blijven bij al hun gewoonten.
Met name drie gewoonten uit de Ledeboeriaanse traditie kregen bij hem veel gewicht. Dat waren de Psalmberijming van Datheen, het ambtsgewaad voor de predikanten, bestaande uit de kniebroek, de steek en de bef (het ambtsgewaad dat dus ook door ds. Ledeboer, ds.Vein Dijke en ds. Bakker gedragen was) en ten slotte de Ledeboeriaanse visie op de kerk (in de meeste bronnen wordt dit vermeld als het willen vasthouden aan de naam oud-gereformeerden).
Dat betekende dus zoveel als dat ds. Boone in de grond van de zaak een andere kerkorganisatie voorstond dan de synodevergadering. In het voornemen om te blijven bij de opvatting van de Ledeboerianen werd ds. Boone nog gesterkt door de waarheden die hij kreeg uit Openbaring 22:9: „Zie dat gij het niet doet" en Spreuken 24:21: „Mijn zoon vrees den Heere en den Koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan.."
Schorsing
Zoals bekend, volgde een schorsing, waarvan ds. Boone zich overigens weinig aantrok omdat hij niet behoorde tot het kerkverband dat hem geschorst had. Op grond van de toezegging dat hij drie maanden bedenktijd had, kon ds. Boone schrijven: „Ik verklaar dat ik niet vereenigd met de Kruisgemeenten ben en nooit een verbond gemaakt heb!" Zodoende was ds. Boone ervan overtuigd Ledeboeriaan te blijven. Hoe zag ds. Boone nu de Ledeboeriaanse traditie? In hoeverre ook, waren zijn motieven om niet mee te gaan Ledeboeriaans?
Kerkelijk standpunt
Kerkelijk gezien wilde ds. Boone op het Ledeboeriaanse standpunt blijven. Daartoe achtte hij zich van Godswege gedrongen. Op 19 oktober schreef hij: „En zoo dat nu zoude gebeuren, komt de Heere mij voor met licht en inzicht dat ik niet verder kan. Ten eerste uit Spreuken 24: 21-22: „Mijn zoon, vrees den Heere en den Koning , vermeng U niet met hen die naar verandering staan, want hun verderf zal haastiglijk ontstaan." En Spreuken 6:2: „Mijn zoon, gij zijt verstrikt."
Later zou ds. Boone ook nog gewezen worden op de woorden uit Openbaring 22:9: „Zie dat gij het niet doet."
Waarom kon ds. Boone nu niet verder gaan? Volgens de brief van 19 oktober omdat hij tevens licht en inzicht kreeg in wat de profeet Zefanja schrijft in hoofdstuk 3:18.
Daaruit zag ds. Boone „hoe Gods Kerke daar in een ontbloote toestand ligt en dat wij een uitgestoten hoop zijn, om eigen schuld daar buiten den tempel liggen om der zonden wille, zoo dat ik te zien kreeg dat ook onze gemeenten zoo zijn en door middel van den godzaligen Ds. Ledeboer, Ds. Van Dijke en Ds. Bakker als middel geplant zijn. Op dien grondslag wensch ik te blijven staan, waar zij banden en gevangenis voor geleden hebben."
Hoe belangrijk ds. Boone dit hoofdstuk gevonden heeft, blijkt ook uit de notulen van de vergadering die hij en de gemeenten die bij hem bleven, in Waddinxveen op 3 december 1907 hielden. Tijdens deze vergadering las ds. Boone ook uit Zefanja 3.
Uit de kerk gezet
Hiermee was het ds. Boone duidelijk geworden dat de Ledeboerianen als het ware uit de kerk gezet waren en dat om eigen schuld. Grote overeenkomst vertonen de woorden van ds. Boone met die van ds. D. Bakker, die ook te zien kreeg dat de schuld bij hem lag. Dat hij als de grootste der zondaren uit de hedendaagse kerk was uitgeleid. En ds. Ledeboer viel hem daarin bij. Hij zag dit precies hetzelfde.
In dat opzicht valt ds. Boone in de notulen ook terug op ds. Ledeboer als men in artikel 2 tot de kerkelijke grondslag komt: „De kerkelijke grondslag was dat ds. Ledeboer zeide: „God heeft mij leeraar van Benthuizen gemaakt, maar de menschen hebben mij eruit geworpen, en nu wenschen wij geen afstand te doen van de Hervormde kerk, noch van de goederen, noch vrijheid vragen van godsdienst. En keeren nu niet half terug, maar geheel tot de formulieren van eenheid en synode van 1618, en de leer van en de tucht onzer vaderen en de oude Psalmen van Datheen en ambtsgewaad."
Grote overeenkomst vertonen deze woorden met hetgeen in 1900 oefenaar Beversluis schreef. Deze had zich zeer verdiept in de geschiedenis van de Ledeboerianen en kwam tot de volgende uitspraak over ds. Ledeboer: „Ledeboer is waarlijk teruggekeerd tot de belijdenis der vaderen, uitgedrukt in de oude belijdenisgeschriften en formulieren en dat wel door 's Heeren genade onder een smartelijk gevoel van het grote gemis onder dat alles, veroorzaakt door eigen schuld en zonden. Hij mocht uit die oorzaak ook keren tot het gebruik der psalmen van Datheen..."
En dan volgen de woorden die letterlijk van toepassing zijn op wat ds. Boone in 1907 deed, want dan komt Beversluis bij Ledeboers houding ten opzichte van kerkelijke verenigingen.
Hij schrijft: „Op dit standpunt gezet zijnde, zou het ds. Ledeboer onmogelijk zijn geweest, gelijk gebleken is, om zich met anderen te verenigen in een weg, waarin men zichzelf redde. Geen kerken naast de kerk, maar vastklevende, onder beding van genade, aan het puin en de fundamenten van de aloude Gereformeerde Kerk in Nederland, was zijn leuze."
Samen op weg?
We komen deze woorden van ds. Ledeboer nog eens tegen in de geschiedenis van de Ledeboeriaanse gemeenten. Dan is het 1888 en is er op de vergadering van 20 juni een verzoek van de Dolerenden, de gemeenten van dr. A. Kuyper, op tafel om kerkelijk met hen te verenigen.
Het komt er niet van en een van de redenen daarvoor is: „Is het woord des waardigen dienaar Gods door genoemd genootschap uitgeworpen „zoo wij weder keeren tot de oude paden, laat ons geheel wederkeeren, nog een beletsel omtrent het gebruik in onze gemeenten van de oude berijming, waaraan zeer gehecht wordt." Er zijn dus wel overeenkomsten tussen de opvatting van ds. Boone en die van de Ledeboerianen.
Datheen
We komen hiermee dan gelijk op de oude berijming van Datheen. Waarom was het voor ds. Boone niet mogelijk om het zingen ervan af te laten hangen van de gemeenten, zoals de synode van plan was? Was ds. Boone dan zo tegen de berijming van 1773?
Dat niet, hij citeerde er zelf ook u en in een laatste brief die van hem be kend is, doet hij dat weer. Nee, het ging er ds. Boone om dat ds. Lcdcboer gezegd had dat men geheel terug moest naar de oude berijming en omdat ds. Boone Ledeboeriaan bleef; deed hij dit ook.
Huwelijk
De Ledeboerianen waren bijzonder gehecht aan de berijming van Datheen. Ds. D. Janse sprak zelfs over een huwelijk van de gemeenten met die berijming. Hij haalde er de woorden bij aan van ds. Theodorus van de Groe, die schreef: „Dit ene moet ik wel zeggen, dat de Heere onze Ge het psalmboek van Datheen, dat velen nu afgeschaft hebben, die eer heeft aangedaan, dat Hij het in het bloed der martelaren rood geverfd en in de vlammen van het heetste vuur beproefd heeft.
En daarom nóg weer de eer zal aandoen dat Hij het in de komende grote en vreselijke dag van Zijn wraak over Nederland niet in een weeklage zou veranderen, daar het dan bij de gezangen des tempels, die te dien dage zullen huilen, niet meer zal behoren. Nee, dat droevig lot zal gaan over onze nieuwe gezangen en liederen die van beschaafder taal en van sierlijke en hoogdravender berijming zijn, en die nu in Gods heilige tempel gezongen worden."
Als ds. Boone derhalve stelt dat de berijming van Datheen algemeen gehandhaafd moet blijven, dan spreekt hij uit de Ledeboeriaanse traditie.
Het ambtsgewaad
Maar het ambtsgewaad? Was dat ook bij de Ledeboeriaanse gemeente voorgeschreven? In de notulen van 2 september 1898 lezen we het volgen de: Het was op deze vergadering dat de stemming tussen oefenaar Booi en oefenaar Beversluis plaatsvond. Een van de leden verbond een voorwaarde aan zijn stem namelijk „dat zij beiden gehouden zouden zijn, wanneer zij tot leeraar mochten geroepen worden, bij het aanvaarden van hi ambt ook het onder ons gebruikelijk ambstgewaad te aanvaarden. Met deze voorwaarde stemden al de overige broeders in."
Ds. Boone dus ook. Hier belooft hij het ambtsgewaad te blijven dragen en hij heeft het gedaan tot aan zijn dood, ja sterker hij is er ook in bcgraven. Niet omdat het in dit ambtsg waad zat, maar omdat hij het bcloofd had. Een belofte die het karakter van een eed had, die hij niet mocht breken en die hij niet gebroken heeft.
Ook ds. W. H. Blaak, zijn opvolger heeft dit ambtsgewaad gedragen. Spot van de buitenwereld en dergelijke werd lichter geacht dan het verbreken van de belofte die men afgelegd had om het te blijven dragen.
Er zou nog wel meer genoemd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat de notulen van de vergadering van Waddinxveen in sommige opzichten bijna een bloemlezing blijken uit oude Ledeboeriaanse notulen maar dat valt buiten de opzet van dit artikel.
Ook is het niet de bedoeling geweest om tot de conclusie te komen dat ds. Boone als enige Ledeboeriaan bleef, net zomin als het de opzet had om te bewijzen dat hij gelijk had. Dat zou hijzelf nooit gewild hebben. Wat wel aangetoond is, is dat hij met alle gebreken en tekortkomingen geprobeerd heeft om te blijven in het spoor van ds. Ledeboer en de zijnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 augustus 1984
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 augustus 1984
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's