In memoriam Stoffel van Viegen
Met het overlijden van Stoffel van Viegen verliest Nederland een fijnzinnig en charmant mens, een deftig en innemend musicus, een organist met een eerlijk, romantisch gekleurd stijlbesef. Bijna een halve eeuw waren Van Viegen en zijn Dom-orgel een onverbrekelijke twee-eenheid. Twee jaar geleden werd Van Viegen desondanks te verstaan gegeven dat hij vertrekken moest. Hij wilde er eigenlijk nog niet weg, „maar ze hebben me gezegd dat ze me niet meer nodig hebben". Afgelopen maandag werd het afscheid definitief.
Stoffel van Viegen werd op 3 februari 1916 geboren in een christelijk gereformeerd Utrechts gezin. Zijn muzikale opleiding genoot hij bij Karl Hamm, Willem Petri, Hendrik Andriessen, Jan Zwart en Adriaan Engels. Op 20-jarige leeftijd werd Van Viegen organist van de Wilhelminakerk en de Julianakerk te Utrecht. Reeds een jaar later solliciteerde Van Viegen naar de post in de Domkerk te Utrecht. Mede-sollicitanten waren onder anderen Feike Asma, Piet van Egmond, Mees van Huis en Simon C.Jansen.
Samen met Gerrit Slagmolen organiseerde Van Viegen in de Dom het eerste Nederlandse improvisatieconcert, waarbij onder anderen Cornelis de Wolf aantrad. Enkele maanden geleden zegde Van Viegen toe aan het RD zijn memoires omtrent dit buitengewone concert te leveren, niet wetende dat de dood tussenbeide zou komen.
In muzikaal opzicht bestempelde Van Viegen zichzelf als „Franstalig". Duitsers schreven hem ie rechttoe, rechtaan. Widor en Vierne noemde hij „heren die hun vak verstonden", maar „onze Franck, die staat natuurlijk boven alles verheven". Aan Bach ging de Dom-organist vanzelfsprekend niet voorbij: „Die wist van zichzelf niet hoe begaafd hij was". Pepping, Distier, Hindemith en Duruflé stonden steevast op zijn programma's.
Op een heel nette manier gaf Van Viegen altijd te kennen geen boodschap te hebben aan de opgelegoe lessen van de wetenschap. Hedendaagse inzichten inzake barokinterpretatie kwamen niet op zijn hobby-lijst voor. Als hij Bach speelde, dan hoorde je ook Van 'Viegen, met aan het einde een majesteitelijk groot slotakkoord. Deden ze lelijk over een vrijpostig acrobaat als Jean Guillou, dan was net: „Meneer, wat kakelt u nou toch". Aan het Dom-orgel groeide Van Viegen uit tot een muzikant van deftige allure. Hij voelde zich als met deze schone dame in de Dom getrouwd. Jarenlang leefde bij hem de stille wens zijn orgel uitgebreid te zien met een Bazuin 32'. De overleden Dom-organist was tevreden over het Liedboek, maar de Psalmen sloeg hij hoger aan: „Dat zijn me toch melodieën, kolossaal". Voor niet-ritmische gemeentezang had hij waardering, hoewel het „van den beginne alzo niet is geweest".
Op net afscheidsconcert dat Van Viegen op 27 december 1986 gaf, trachtte men de pijn van het gedwongen vertrek te verzachten door Van Viegen te benoemen als honorair Dom-organist. De gevoelens van instemming daarbij waren algemeen. Terecht. Maar toch was het niet meer dan een beleefde handdruk, die nu, bij Van Viegens overlijden, een meer dan wrange nasmaak oplevert.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's