Het onstuitbare werk is klaar
Prof. dr. Lou de Jong over zijn critici, objectieve wetenschap en SGP'ers in Zeeland
Het is af. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog staat te boek. Deze week kwam het laatste deel ("Epiloog") uit van het levenswerk van prof. dr. Lou de Jong. In 1955 werd deze rijkshistoricus door de toenmalige regering aangezocht om de Nederlandse geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog te beschrijven. Het werden twaalf delen, gevat in 26 boeken, samen goed voor 15.000 pagina's ofwel bijna 25 kilo boek. Wie mocht menen dat De Jong daarin het laatste woord heeft gesproken, heeft het faliekant mis: „Nu moeten we nog afwijkende visies publiceren. Want als we er straks allemaal niet meer zijn, dan moet een historicus niet alleen de visie hebben van meneer De Jong".
De rijksgeschiedschrijver (74) is met zijn geschiedkundig gespit 33 jaar lang op een meesterlijke wijze in de publiciteit gebleven. De pers was buitengewoon gedetailleerd. Men had interesse in de zware bril van de historicus, in zijn pijp, zijn markante kop sprak tot veler verbeelding en zijn oer-simpele eengezinsstulpje in Amsterdam-Nieuw-Zuid wekte alom verwondering. Ook dat ene moment waarop De Jong de laatste punt zette, was van belang: maandag 21 september 1987, 's middags om vijf voor drie. Toen was het onstuitbare Geschiedwerk klaar.
Hij heette "de boekhouder van de oorlog", "alom geëerbiedigd zedenmeester" en "de meest wijze Nederlander". Als het gaat om zoveel tuiltjes en loftuitingen, kan het niet anders of de andere zijde van de medaille toont een even scherp portret: "betaalde CIA-agent", "wrekende gerechtigheid" en "onzorgvuldig overschrijver". Maar van kritiek heeft De Jong nog geen nacht wakker gelegen en het laatste woord hoeft hij niet te hebben.
Ongeduld
Wat mag iemand voor bijzondere capaciteiten bezitten om zich zo lang en met de inzet van alles wat hij heeft met een bepaalde zaak bezig te kunnen houden?
"Ongeduld en nog eens ongeduld. Ik ben een verschrikkelijk ongeduldige man. Ik heb zo gehaakt naar het moment waarop ik het af kon hebben dat ik daar de energie aan heb ontleend om het te voltooien. Dat heeft niet het minst geleid tot een krampachtige en geforceerde bezigheid. Als dat wel zo geweest was, dan was ik erop afgeknapt. Ik heb mogen werken aan de mooiste wetenschappelijk opdracht die de regering ooit aan een wetenschapper kan geven. Het onderzoek heeft mij ongelooflijk gestimuleerd en gefascineerd.
Daarbij komt dat het schrijven van leesbare wetenschappelijke boeken voor mij een enorm artistieke bezigheid is geweest. Gelukkig heb ik een duidelijke scheiding aan kunnen brengen tussen mijn werk en de rest van mijn bestaan. In de weekeinden en in de vakantie heb ik uitgesproken andere dingen gedaan. Die omschakeling heb ik altijd zonder enige moeite kunnen nemen. Dat is een geukkige eigenschap waarmee ik blijkbaar geboren ben. Ik heb daardoor voor mezelf ook het gevoel dat ik niets bijzonders heb gedaan. Het schrijven was voor mij een even normale zaak als ademhalen".
Eerder deze week werd bekend dat De Jong aan de regering heeft laten weten niet in aanmerking te willen komen voor welke onderscheiding dan ook. Die- , zelfde mededeling deed De Jong in I 1979 toen hij de overheidsdienst verliet. De Jong: „Ik denk nog veel aan mijn vader. Als het weer lintjesregen was geweest en al die namen stonden in de krant, zei m'n vader tegen mij en m'n broer: „Jongens, ze zijn je moeder weer vergeten". Een heel wijs woord. Elke melkboer die zijn zaak in stand heeft kunnen houden, elke boer die zijn boerderij kon laten draaien, elke arbeider die op behoorlijke wijze zijn arbeid heeft verricht, al die mensen hebben een veel moeilijker bestaan gehad dan ik. Wat moet ik met een lintje?
Een tweede factor die meespeelt is dat ik me in de oorlogsjaren heel nauw verbonden heb gevoeld met de georganiseerde illegaliteit. Die illegaliteit had met zichzelf afgesproken: geen onderscheidingen voor het verzetswerk. Welnu, ik heb geschreven over de strijd waarvoor velen hun leven hebben gegeven. Ik zou op gespannen voet moeten leven met de ethiek van de illegaliteit als ik onderscheidingen aan zou pakken".
Tevreden
Een aantal malen is er forse kritiek geuit op uw werk. Denk aan kwesties als de Nederlandse Unie en Nederlands-Indië. Bent u zelf tevreden als u nu terugkijkt op uw werk?
„Wat heet? Ik vond het geweldig dat het me gegeven was om het af te maken. Het is natuurlijk helemaal niet vanzelfsprekend dat je in leven blijft. Reden voor grote dankbaarheid. Dat voel ik ook zo. Het spijt me eerlijk dat dit fantastische werk nu uit mijn leven verdwijnt. Het heeft me zo in beslag genomen en het had dé interesse van zoveel mensen dat het me moeilijk valt er nu afstand van te nemen. Maar: de vreugde overheerst.
Welke zijn de menselijke fouten die er aan uw werk hebben gekleefd?
„O ja, die zijn er. Zonder enige twijfel. Ik ben me ervan bewust dat ik maar een klein deel van het totale beschikbare materiaal heb gelezen. Als ik alles had willen lezen, had ik wel 200 jaar mogen worden. Er is dus veel wat ik niet heb bestudeerd. Daar had ik de tijd niet voor. Ik heb wel veel gehad aan de oral history, mondelinge mededelingen die ik kreeg van hoog tot laag, van leidende figuren uit de illegaliteit, ministers, generaals, ga maar door. Dat had ik mateloos uit kunnen breiden. Ik had met een paar honderd mensen kunnen spreken, maar ook met een paar duizend. Je moet echter een keus maken, selecteren. Het onderzoek op zichzelf is dus op tal van punten onvolledig geweest. Over elke alinea die in mijn boeken voorkomt zou je wel een heel boek kunnen schrijven. Maar dan had ik nog een halve eeuw meer nodig gehad. Een van mijn taken was natuurlijk dat het werk binnen niet al te krankzinnige tijd zou zijn voltooid". Aan het "Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" liggen persoonlijke opvattingen van De Jong ten grondslag. De samenleving waarin hij opgroeide en waarin hij leeft heeft zijn stempel gezet op de twaalf delen. Mijn visie is dus niet de enig juiste, zegt de auteur. „Er zouden andere visies kunnen zijn die ook recht van bestaan hebben". Van die afwijkende meningen wordt straks nog een overzicht gegeven in deel 14. De Jong heeft dan nog een keer de gelegenheid daarop te reageren, „maar daar zal ik, denk ik, geen gebruik van maken. Ik heb niet de behoefte het laatste woord te hebben. In de geschiedschrijving heeft niemand trouwens het laatste woord". Deel 13 bevat correcties en een verantwoording van de aanpak.
Objectief
Is prof dr. Lou de Jong een objectief wetenschapper geweest?
„Een wetenschapper wel! Maar objectief! Wat is dat? Ik kan met die term niet uit de voeten. Ik heb het altijd over "fair". Objectieve wetenschap bestaat niet. Elk geestelijk werk heeft persoonlijke inslagen van de mens die dat werk tot stand bracht. Zeker als het gaat om zo'n emotionele periode als de Tweede Wereldoorlog is het onmogelijk om zo te schrijven dat iedereen te allen tijde alles zou kunnen onderschrijven.
Dat zou objectief zijn. Maar dat kan dus niet. In die hele bezettingsgeschiedenis is maar één aspect dat aan volstrekte objectiviteit voldoet, en dat zijn de weersomstandigheden. Alle andere dingen zijn gemengd met subjectieve elementen. Ik vind wel dat ik een faire geschiedschrijving heb gerealiseerd. En dat was al moeilijk genoeg!"
Hoe heeft u gereageerd op de soms heftige kritiek die uw werk ontmoette?
„Als de natuurlijkste zaak van de wereld. Nu denkt u aan Nederlands-Indië! Er is geen periode in de geschiedenis van de Nederlandse samenleving waarin we elkaar zozeer in de haren zijn gevlogen als toen. Daar zijn diepe, kloven getrokken in het Nederlandse volk. Het is uitgesloten om daarover te schrijven op een wijze die voor iedereen acceptabel is. ik wist natuurlijk heel goed dat de kritisch elementen in mijn visie op de Nederlandse aanwezigheid daar, niet door iedereen zouden worden aanvaard. Nadrukkelijk wil ik stellen dat in het omstreden deel 11a duidelijk vermeld is dat er geen koloniaal regime aan te wijzen viel in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog dat zoveel voor de verheffing van een inheemse bevolking gedaan heeft. Dat staat er uitdrukkelijk. Daarbij komt nog dat ik kritisch stond tegenover die koloniale regimes. Die zie ik als tijdelijke verschijnselen die ook nadelen hadden voor de inheemse volken. De deskundigen die mijn werk begeleidden konden zich volstrekt niet vinden in mijn visie. Toen heb ik gezegd: Nou, dan zal ik graag van jullie afwijkende visie mededeling doen in het Woord Vooraf. Dat is ook gebeurd. Natuurlijk was dat een extra-stimulans voor de critici om eens flink over me heen te vallen. Maar so what?"
H. L. Zwitser, een van uw meelezers, heeft u verweten dat u uitsluitend schrijft aan de hand van reeds verschenen literatuur. Het resultaat van uw arbeid zou daarom meer worden bepaald door datgene wat toevallig bekend is dan door probleemgericht onderzoek. Is die kritiek terecht?
„Dat was die kwestie van van de uitgelekte concept-paragraaf. En ik ga niet debatteren over de inhoud van een concept-paragraaf waarin ik talloze dingen heb gewijzigd. Datgene wat ik daarover kwijt wil, vindt u in deel 12". „Mijn instelling ten aanzien van kritiek is altijd volstrekt zakelijk. Toen ik in De Waarheid bij de verschijning van elk deel werd uitgemaakt voor "betaalde CIA-agent", dan verhinderde dat me toch niet om me af te vragen of in hun kritische noten geen dingen zaten waarvan ik moest zeggen, nou, op dit punt hebben ze toch wel gelijk. Als ik vind dat een criticus gelijk heeft, dan wil ik er altijd zorg voor dragen dat de betrokken passage in een volgende druk gewijzigd zou worden". De concepten die De Jong aanleverde werden vooraf ingezien door een groep van dertig tot veertig mensen, met het verzoek er ongeremde kritiek op los te laten. De opmerkingen die De Jong hierdoor ontving hebben geleid tot tienduizenden wijzigingen. „Het zakelijk afwegen van het dilemma of een ander soms meer gelijk had dan ik, dat was voor mij de natuurlijkste zaak van de wereld. Ik heb het daar ook nooit emotioneel moeilijk mee gehad. De agressiviteit van de kritiek heeft mij ook nooit gehinderd. Maar als je al zo lang in de publiciteit bent geweest, dan ontwikkel je als vanzelf een zekere weerbaarheid, zo van: Nou ja, enfin..." Slechts eenmaal is De Jong geweldig kwaad geworden. Dat was toen een van zijn meelezers van de manuscripten van de delen over Nederlands-Indië zijn kritiek vóór publikatie in de publiciteit bracht. „Een schande", noemt De Jong I het. „Ik bedoel, ik heb de verschillende concept-hoofdstukken in de loop der jaren aan meer dan tweehonderd mensen toegestuurd. Uiteraard op voet van vertrouwelijkheid. Dus om dat dan zomaar in de media te gooien, is in strijd met alle regels van fatsoen. Ja, daar was ik kwaad over. Buitengewoon!" Media U heeft altijd bewust gekozen voor zoveel mogelijk publiciteit.
Hoe hebben de binnenlandse media al die jaren lang op uw werk gereageerd?
„Erg goed. Mijn boeken hebben een groot lezerspubliek gevonden. Maar dat is natuurlijk nog maar een klein deel van ' het Nederlandse volk. De voornaamste bevindingen moeten dus wel via de media tot de brede massa doordringen. Het ene dagbladartikel is natuurlijk beter dan het andere, maar dat ligt voor de hand. Het waren meestal dezelfden die mijn boeken hebben gerecenseerd. Evert Werkman schreef voortreffelijke artikelen in het Parool. Ook wat Louis Sinner deed in het Algemeen Dagblad, was werkelijk van hoog niveau. Werkman viel weg en Parool ving dat goed op. Maar de plaats van Sinner bij het AD is niet door iemand van hetzelfde niveau ingenomen. Dat is jammer. Maar over het algemeen zijn met name de dagbladpublikaties uitgebreid en waarheidsgetrouw geweest". Kritiek op wetenschappelijk niveau heeft u nauwelijks gehad.
Is uw werk helemaal recht gedaan door de Nederlandse historici?
„Nee, eigenlijk niet. De vakpers heeft opmerkelijk weinig beschouwingen en recensies gepubliceerd. Alleen de delen 11 a en 11 b over Nederlands-Indië verkregen daar aandacht. Bij de eerste delen 1,2 en 3 heeft de vakpers wel geschreven. Goede recensies ook. Later heeft men verstek laten gaan. Ik kan me dat ook wel voorstellen. Ik bedoel: voor je een wetenschappelijke recensie schrijft, moet je heel veel over de betrokken materie weten. En ik had de indruk dat collega-historici met een zekere hulpeloosheid stonden te kijken naar het tempo waarin het ene deel na het andere verscheen. Als iemand bezig was een bespreking te schrijven over deel 4, kwam deel 5 al op de markt. En zo ging dat door. Het heeft ze, geloof ik, een beetje verslagen. Ze hebben me gewoon niet bij kunnen houden en zijn toen maar gestopt. Maar dat manco wordt in de niet al te verre toekomst nog een keer opgelost. Het buitenland heeft me vreemd genoeg wèl bij kunnen houden. De Americain Historical Review heeft aan elk deel een heel goede bespreking gewijd. Hetzelfde geldt voor een Duits vaktijdschrijft en zo zijn er meer voorbeelden".
„In de oorlog hebben wij onze zwakheid ervaren"
De zorgen en de tobberijen die De Jong over zijn werk gehad heeft lijken minimaal. Werd er op hem gekat, dan haalde hij de schouders op. Vielen oud-militairen massaal over hem heen, dan krabbelde de nijvere speurder onbeschadigd overeind. Slechts tweemaal werd het De Jong zwaar te moede. Het betrof beide malen momenten waarop hij op het randje van de dood lag. „Onderschat de zorgen over je werk dan niet. In 1969. een hersenvliesbloeding gehad. Dat kan drie gevolgen hebben: a. je bent op slag dood. b. je bent voor je leven beschadigd, en c. er gebeurt je niks. En bij mij is niks gebeurd. Een zegen. Maar het was wel een shock. Zonder twijfel.
In 1980 onderging ik een open-hartoperatie. Ook dat had dodelijk kunnen zijn. En de delen 11 en 12 moesten nog af! Dus voordat ik me aan die operatie onderwierp heb ik aan mijn opvolger een gesloten brief gegeven, en gezegd: Harry Paape, als het misgaat, dan heb je hier mijn wensen over het afmaken van mijn werk. De operatie mocht prima verlopen. Maar waar die brief nu is, weet ik niet. Harry beweert dat hij hem heeft teruggegeven, maar dan zal ik hem wel kwijtgeraakt zijn. Ik ben in elk geval dankbaar dat ik het werk zelf af heb mogen maken".
U bent 33 jaar lang geconfronteerd geweest met zo ongeveer het slechtste wat een mens maar presteren kan...
„Ho, ho. Ook met het beste! Niet dramatiseren. Natuurlijk, er zijn afschuwelijke dingen gebeurd in de oorlog. Een schande voor alle tijden. Maar wat een heldendom hebben veel mensen niet getoond. En wat een zelfopoffering. Zulke mooie dingen kom je in de geschiedschrijving ook tegen. Dus zo'n voorstelling alsof ik 33 jaar lang heb moeten waden door een poel van ellende, die is er helemaal naast. Bovendien, ik beleefde het niet emotioneel, veel meer intelectueel en artistiek".
Kan het zijn dat uw serie zo'n groot lezerspubliek heeft gehaald, omdat u het menselijke aspect uit de historie naar voren hebt gehaald?
„Ik heb de gebeurtenissen uit die tijd boven water getild en getracht die zo beeldend mogelijk te beschrijven. Kijk, als ik geschreven zou hebben over de graanprijzen in de 17e eeuw, dan zit daar niets menselijks in. Maar de oorlog was natuurlijk een fel bewogen tijd waarin mensen diepe gevoelens hebben ondergaan. Ik heb daar het volle accent aan willen geven. Mensen moeten ook in hun menselijkheid worden weergegeven. Ik heb dus mijn best gedaan om elke hoofdrolspeler in het grote drama van de oorlog. apart te schetsen. Het ging me niet alleen om het beleid van Seyss-Inquart, of om het beleid van Gerbrandy, maar ook om de vraag: wat waren dat voor mensen? Daarom heb ik uitdrukkelijk bij hen stil gestaan. Ook bij Gerrit Jan van der Veen, bij Johannes Post, ze worden allen als mens beschreven, voordat ik ze verder handelend laat optreden".
Les geleerd?
Wat heeft Nederland van de Tweede Wereldoorlog geleerd?
„Dat er voor een kleine staat als Nederland geen toekomst in onafhankelijkheid meer open ligt. Voor de oorlog meenden wij in alle ernst een eigen buitenlandse politiek te kunnen voeren. Dat kan gewoon niet meer. We hebben onze zwakheid ervaren. En ik dacht dus dat we daarom nu in allerlei atlantische en Europese verband in een stabiele basis voor onze toekomst hebben gezocht. Het is uitermate belangrijk om te beseffen dat de oorlog een einde heeft gemaakt aan onze geschiedenis als onafhankelijke natie. Ik hoop daarom dat bij velen de immense waarde van onze parlementaire democratie onderstreept is door de onderdrukking die we hebben doorstaan.
Het besef dat wij als democratisch volkje iets over moeten hebben voor onze verdediging, dat besef verdwijnt langzamerhand. Een bedenkelijk verschijnsel. Wanneer wij onze veiligheid vinden in de NAVO —en dat doen we! — , dan moeten we ons ook houden aan de afspraken die in NAVO-verband worden gemaakt".
Daarmee zegt u eigenlijk dat we met de NAVO wel eens al te slordig omspringen?
„Ja. Maar regeren is het moeilijkste vak dat er is. Het vak van geschiedschrijver is daarbij vergeleken, kinderlijk eenvoudig".
SGP en NSB
„In deel 1 van uw geschiedschrijving heeft u gesteld dat de SGP in Zeeland aan de vooravond van de oorlog voor de helft is overgelopen naar de NSB. U heeft daarbij gebruik gemaakt van niet geheel juiste opvattingen van de Wageningse gezinssocioloog prof. dr. G. A. Kooy. De foutieve visie van Kooy is inmiddels, onder meer door deze krant, aangetoond. Welke consequenties heeft dat voor de bedoelde passage in deel 1?
„Dat heeft consequenties, jazeker. In de volgende drukken is dat al gecorrigeerd. En in deel 13 wordt het nog eens uitdrukkelijk recht gezet. Uw krant had volkomen gelijk. Daar hoeft u me dus nu niet meer mee lastig te vallen".
Maar die correctie die gaat komen in deel 13, wat houdt die in?
„De betreffende passage wordt geschrapt. Het wordt nu als volgt geformuleerd: „In Zeeland deed de NSB verscheidene partijen kiezers verliezen. Daaronder ook Kerstens Staatkundig Gereformeerde Partij". Dat het de helft van de SGP zou zijn, dat komt nu dus niet meer voor".
De Jong was redacteur-nieuwslezer van Radio Oranje in Londen toen op het vasteland de oorlog woedde. Dientengevolge heeft hij nog nimmer een Duitser in oorlogsuniform gezien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's