Godsdienstonderwijs van groot belang in tijd van dwaling, verleiding en afval
In onze God-loze tijd zal met nadruk gewezen moeten worden op de Heere Zelf
<p>Onze tijd is God-loos en godde-loos. Het eerste wil zeggen dat het bestaan van God ontkend wordt of dat Hij, als Hij bestaat, „een ledig aanschouwer is". Hij ziet het kwaad misschien, maar ook Hij kan er niets tegen doen, de macht ontbreekt Hem. De mens staat dus op zichzelf, moet zelf alles regelen. Dit houdt in de praktijk vaak in dat hij zich uitleeft, hij leeft goddeloos. Dat is dus het tweede. Zowel Godloosheid als goddeloosheid zijn kenmerken van de laatste tijden, waarover in 2 Timótheüs 3 gesproken wordt. Verval, afval, verleiding en dwaling overheersen. Heeft de godsdienstige opvoeding in zo'n tijd nog zin? Draagt zij ook vrucht?</p><br />
Ja, want de eis en de belofte Gods zijn onveranderlijk. Timótheüs moet het pand bewaren en de verleidende geesten en dwaalleraars bestrijden. In Efeze 6 staat dat de vaders hun kinderen moeten opvoeden in de lering en vermaning des Heeren. De tijd moet uitgekocht worden, dewijl de dagen boos zijn.
De verantwoordelijkheid voor deze opvoeding mogen de ouders niet afschuiven op de school. „Hun arbeid zal Gode zeer welgevallig zijn", aldus Calvijn in zijn commentaar op Psalm 78:6. De gezonde leer moet gekend, aangenomen, beleden en beleefd worden. Alleen dan krijgt de waarheid gestalte in een godzalig leven.
Dit betekent in een tijd van verval naast innerlijke strijd veel uiterlijke strijd. Ook in een tijd van verval zullen er godvrezende jongeren zijn. Samuel staat ons ten voorbeeld. Middellijk heeft de Heere het gebed en het onderwijs van moeder Hanna gebruikt.
Een minder bekend, maar zeer sprekend voorbeeld is de moeder in 2 Koningen 4. Haar man was profeet geweest. Na zijn dood waren de schuldeisers gekomen. De weduwe wendt zich tot Elisa. Wat is voor haar kinderen het getuigenis „en gij weet, dat uw knecht den HEERE was vrezende" rijk geweest. Wat is er ook een sprake uitgegaan van haar blinde geloofsgehoorzaamheid, waarin zij zich vastklemde aan het Woord van God door de mond van de profeet: „Ga, eis voor u de vaten...".
Wie kent de Dordtse Leerregels nog? De reformatorische school moet ze met de leerlingen doornemen vanwege hun pastorale toon en vanwege het gevaar van remonstrantisme, ook in onze gelederen. Foto: de Synode van Dordrecht naar een gravure van Claes Janszoon Visscher.
Helaas geldt deze invloed ook negatief. De spottende kinderen in Bethel openbaarden met hun „Kaalkop, ga op!" minachting en haat tegen de roeping en het ambt van Elisa. 2e hadden dit van hun ouders geleerd. Wat staat dat schril tegenover wat Paulus zegt van Timótheüs, die van kindsaf de heilige Schriften geweten heeft.
Uitdiepen
Onderwijs en voorbeeld behoren tot de voornaamste plichten der ouders. De godsdienstige opvoeding op school kan die niet vervangen. Wel moet ze in het verlengde van de opvoeding thuis liggen.
Het duidelijkst komt de godsdienstige opvoeding op school tijdens de bijbel- of godsdienstles naar voren. Misschien is het zinvol enkele accentverschillen tussen het bijbelse-geschiedenisonderwijs in de basisschool en het godsdienstonderwijs in het voortgezet onderwijs aan te geven.
Op de basisschool wordt meer gelet op de beleving van de bijbelse boodschap. In het voortgezet onderwijs wordt meer de nadruk gelegd op de overdracht van kennis van de Bijbel en het beter verstaan van de bijbelse boodschap door brede achtergrondinformatie. Wat in de basisschool summier behandeld is, of in een ander verband gefunctioneerd heeft, wordt in het voortgezet onderwijs uitgediept of in een ander kader geplaatst. Dit kan omdat de leerlingen dan beter in categorieën en begrippen kunnen denken. Er is meer ruimte gekomen om zaken die tot nog toe nauwelijks (be)grijpbaar waren, te herkennen, te ordenen en te benoemen.
Rijkdom
We willen thans aandacht besteden aan het vak godsdienst op een reformatorische school. Wij willen hier vooral letten op de waarde van het vak in een verwereldlijkte tijd. De tijdgeest moet weerstaan worden door niet alleen het armzalige van onze tijd aan te tonen, maar vooral door de leerlingen te wijzen op de rijkdom van Gods getuigenis. Als de leerlingen door de Heilige Geest zicht krijgen op de schatten die in Gods Woord liggen opgetast, zijn ze rijk in hun geestelijke armoede.
In onze God-loze tijd zal met nadruk gewezen moeten worden op de Heere Zelf. Hoge, eerbiedige gedachten over God en Christus dienen de opvoeders te vervullen. De deugden Gods, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zijn prijzenswaardig.
De ware blijdschap is slechts dan in het hart aanwezig, als de Heere de eer krijgt. David roemt in Psalm 145 in zijn God. Hij zegt in vers 8 en 9: „Genadig en barmhartig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. De HEERE is aan allen goed en Zijne barmhartigheden zijn over al Zijne werken". Hij is zo vol van de HEERE, dat hij in het slot van zijn psalm wijst op de noodzaak van het loven van Zijn heilige Naam.
Gods heiligheid
In een tijd waarin alle remmen wegvallen, moet met grote ernst gewezen worden op de heiligheid van God. De HEERE is geen mens. Hij kan de zonde niet door de vingers zien. Hij is heilig! Mozes moest zijn schoenen uitdoen. Jesaja roept: „Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben" (Jesaja 6:5a). De heiligheid des HEEREN is hem heel zijn leven bijgebleven. Telkens weer spreekt hij in zijn boek over de Heilige Israels.
Ezechiël laat uitkomen dat Hij een naijverig God is. Hij duldt niet dat wij de afgoden dienen. Hij geeft Zijn eer aan geen enkel mens. Als wij èn de jongeren iets van Zijn heiligheid zouden beseffen, gaan wij Hem —met vallen en opstaan— dienen.
Om ons hart niet al te veel door Zijn overweldigende majesteit te laten schrikken, toont Hij de ware gelovigen Zijn genade en barmhartigheid. Hoewel al Gods deugden geprezen moeten worden, is er toch niets wat ons meer treft dan Zijn goedheid.
Zonde haten
De goedheid en de heiligheid Gods verwekken "vreze". Er is geen vreze Gods voor de ogen der goddelozen. Zij etaleren hun zonden. De zogenaamde eerlijkheid van hen is niet anders dan schaamteloze ontkenning van dit besef aan vreze Gods.
Wie berouw heeft over zijn zonden, etaleert ze niet, maar belijdt ze voor de Heere. Als er iets van het zondige leven wordt verteld, is er smart over in de ziel en is er tevens verwondering over Gods geduld en grote verdraagzaamheid.
Wie God liefheeft, bemint Zijn wet. Juist hij ontdekt dat er zoveel inwendig verzet tegen Gods geboden is. Toch houdt hij Gods wet hoog. Het is immers de Heere Zelf Die de wet en de inzettingen aanprijst. God laat de Tien Geboden scherp prediken, opdat de gelovigen hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden (zie Heidelberger Catechismus vraag en antwoord 115, lees heel het antwoord). Daarom voelt de gelovige zich niet thuis op plaatsen waar normloosheid heerst. Leerlingen moeten worden vermaand de zonde te laten en te haten. Ook om geen gelegenheden op te zoeken waar de wetteloosheid hoogtij viert. Zij moeten worden aangespoord om de Heere te dienen en Zijn geboden te bewaren. Alleen dan is er zegen te verwachten (zie Psalm 19:12).
Zelfverlossing
Waar geen goed zicht is op de wet, daar wordt het Evangelie misvormd. In de godsdienstlessen moet daarop gewezen worden. De jeugd dient gewaarschuwd te worden voor de religies waar de zelfverlossing hèt middel is om het ware geluk te verkrijgen. We geven hier enkele voorbeelden van.
In het hindoeïsme streeft de grote meerderheid naar een lang leven en een beter bestaan in de volgende levens (reïncarnatie-leer). In het boeddhisme probeert men ook zelf het heil te bereiken. Hoewel het Absolute geen naam heeft en onvoorstelbaar is, is het bereikbaar wanneer de mens zijn begeerten opheft. De grondfout die Boeddha maakt, is dat hij begeerten op zichzelf als zondig beschouwt. De Bijbel spreekt ook over goede begeerten (zie Psalm 27:4). Bovendien kan een mens zich nooit in eigen kracht van zijn zondige begeerten ontdoen.
Wat hebben wij met de oosterse religies te maken? Veel jongeren in Amerika en West-Europa worden sterk door deze religieuze sfeer beïnvloed. Dit komt, omdat er onder andere in ons werelddeel een geestelijke leegheid is ontstaan. Is het "christelijke" Westen niet aangetast door een geest van materialisme, zucht naar welvaart en wereldsgezindheid?
Christus niet centraal
We willen naast bovengenoemde wereldgodsdiensten ook aandacht besteden aan de islam. We gaan vooral na wat de koran, het heilige boek van de moslims, over de Heere Jezus zegt. Zijn naam wordt 93 keer genoemd. Toch staat Zijn Persoon en werk niet centraal. Hij is niet meer dan een dienstknecht van Allah. Slechts eenmaal wordt Hij een profeet genoemd. Zijn hogepriesterlijk werk wordt niet besproken. Vandaar dat de vergeving der zonden en de zekerheid van de redding niet door de moslims gekend worden. De vrijmachtige beslissing van Allah wordt pas op de oordeelsdag openbaar.
Naast de wereldgodsdiensten bespreken we enkele sekten of bewegingen die in ons land hun invloed laten gelden. De Unified Family is een beweging, die zich zeer onduidelijk presenteert. Als leden van deze sekte verzwijgen zij aan buitenstaanders dat zij volgelingen van een zekere Moon zijn. Deze Moon noemt de kruisiging van Christus een tweede keuze. De kruiswoorden van Christus worden als wanhoopsuitingen verklaard. Moon stelt datjezus niet de Zoon van God is. Hij haalt het hart uit het Evangelie. Begrijpelijk, want de zondeval wordt een gelukkige zaak genoemd vanwege de voortplanting.
Veel jongeren in Amerika en West-Europa worden sterk door de sfeer van de oosterse religies beïnvloed. Dit komt onder andere omdat in ons werelddeel een geestelijke leegheid is ontstaan.
Uit bovenstaande gegevens is duidelijk op te maken dat niets van het lijden en sterven van Christus gepeild is. Openlijk wordt de vijandschap tegen de gekruisigde Christus verwoord. Een ieder begrijpt dat, als de leer niet zuiver is, het leven ook niet deugt.
Doe-het-zelver
Wij zijn —ook met een zuivere leer gegrond op Schrift en belijdenis— van nature vijanden van God en Christus. Wij zijn allemaal doe-het-zelvers. De hulp moet echter van Gods kant komen. De Heere Jezus zegt dit onomwonden: „Niemand komt tot de Vader dan door Mij" (Johannes 14:6b). Dat „door Mij" sluit alle andere voorsprekers uit. Wij kunnen onszelf ook niet redden en willen niet tot God komen (zie Johannes 5:40). De mens is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Laten we de jongeren dit steeds weer voorhouden. De belijdenisgeschriften blijken in deze tijd bijzonder actueel te zijn. De beweging Youth for Christ gaat van de veronderstelling uit dat de mensjezus kan aannemen (lees hiervoor onder andere Nicky Cruz, "Ik zal nooit meer huilen" en drs. S. Gnossen, "Youth for Christ").
Kohlbrügge zegt terecht: „Het is de onwedergeboren, natuurlijke mens eigen de hand te slaan aan Gods Wet, menende, dat het maar een kleinigheid is die te vervullen. Het is hem eigen een voorgewend, zelfgemaakt geloof op de voorgrond te zetten; gedurig daarvan te spreken dat hij zo graag Gods wil doet en daartoe ook volkomen geschikt en bereid is, en als hem in waarheid Gods wil en weg aangewezen wordt, zich tegen alles in te handhaven in zijn verkeerde wegen".
De ware zondekennis kunnen we onszelf en de leerlingen niet geven, maar dat ontslaat ons niet van de plicht om daarom te bidden en worstelend de Bijbel en de belijdenisgeschriften te onderzoeken. Komen veel dwalingen niet in de wereld door onkunde? Worden niet veel jongeren een gemakkelijke prooi door hun geringe bijbelkennis? Wie kent de Dordtse Leerregels nog? De reformatorische school moet ze met de leerlingen doornemen vanwege hun pastorale toon en vanwege het gevaar van remonstrantisme, ook in onze gelederen. Wij willen van nature immers niet buigen onder Gods oordeel?
Het ambt in de crisis
In een tijd van gezagscrisis en individualisme is het zinvol om de waarde van de ambten te onderstrepen: bij de behandeling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis of aan de hand van de brief aan Timótheüs. Wie deze brief goed leest, ontdekt dat er aan de ambtsdragers hoge eisen worden gesteld. De voortgang van het Evangelie wordt meer dan eens verhinderd door een onheilige levenswandel van de verkondigers ervan.
Het is een trieste zaak dat er weinig ontzag is voor de ambten. De schuld hiervan mag niet alleen op de schouders van de jongeren liggen. Hoe spreken ouders in het bijzijn van hun kinderen over de dominee? Wat zeggen onderwijsgevenden over de kerk(en)? Laten we bedenken dat de ambtsdragers dienaren van de Heere Jezus Christus zijn. De wortels van het ambt vinden wij in het ambtsdrager zijn van Christus. Hij is door God geroepen om Zijn drievoudig ambt te bedienen. „Wij geloven, dat Christus als de hoogste Profeet, de enige Hogepriester en de eeuwige Koning van Zijn volk achter de ambtsdragers in Zijn gemeente staat en dat Hij hen door Zijn Geest de gaven verleent om te dienen
Rechter en Redder
Komt dan, en laat ons samen richten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Jesaja 1:18. Deze woorden sprak de Heere door middel van de profeet Jesaja tot het volk van Juda. Maar zo spreekt de Heere ook tot ons. Hij wil een ernstig onderhoud met een ieder van ons. Hij wil ook u, mijn lezer, in een gericht betrekken. Dit gericht Is nodig om de Rechter ais Redder te leren kennen. Zijn wij beter dan Juda? De Heere heeft uit onbegrijpelijke liefde Zich aan dat volk verbonden. Hij heeft hen Zijn llefdewef gegeven. Maar zij hebben het verbond verbroken, zij hebben zich niet aan die liefdewet ondenworpen.
Ze hebben de Heere, de God van het verbond, verlaten. We vinden In Jesaja 1 een hele lijst van aanklachten, die hierop uitloopt: „Zo niet de Heere der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn, wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden". Dal ze er nog zijn, het Is enkel vanwege Gods goedheid.
Was er dan helemaal geen godsdienst meer? Dat was er genoeg. Het was echter alleen maar uitwendig. Een dode vorm zonder inhoud. Het kan daarom niet voor de Heere bestaan, het gaat Hem immers om ons hart. Nu zendt hij Zijn knecht, de profeet Jesaja tot hen. Hij wekt ze op zich te bekeren tot de Heere. Nemen zij de woorden Gods ter harte? Belijden zij hun zonde en schuld, komen zij tot een ander leven? Het tegendeel is waar. Ze voelen zich verongelijkt. Waarom komt de Heere hun tegen, doen ze dan niet hun best?
Ze menen met hun uitwendige godsdienst voor de Heere God te kunnen bestaan. Nu komt de Heere tot dat volk dat zich zo verongelijkt voelt en zegt; „Komt dan, en laat ons samen richten". De kanttekeningen verklaren deze woorden heel duidelijk. Dit betekent: „Met redenen bewijzen, wie de oorzaak Is van uw ellende; Ik of uw zonden".
Kom maar. Zeg maar wat tot uw verontschuldiging dienen moet. O, jawel, de zondaar spreekt. Hij heeft veel vonden gezocht. We zijn er zo goed in om te proberen te ontkomen aan de els van schuldbelijdenis en bekering. Eer een mens zijn schuld voor God belijdt, is er heel wal nodig. Komt dan, zo zegt de Heere, laat ons samen richten. Hoe Is het met ons? Het lijkt misschien nog heel wat, zo aan de buitenkant gezien. Maar met wat vormelijke godsdienst kunt u echt de Heere niet behagen. Hoe is het in uw hart?
Weet, dat God God is, Die het kwade niet duldt. En uw verborgen zonden lellen ook mee. Hebben ook wij het verbond niet verbroken? Hebben ook wij niet gezondigd tegen een goeddoend God? Zeg het maar: is er enig onrecht bij de Heere als Hij u voor eeuwig zou wegdoen? Komt dan, laat ons samen richten. Nu moeten wij er wel op letten, dat de nadruk hier niet valt op dan, maar op komt.
Als de nadruk gelegd wordt op dan, zou dit kunnen betekenen dat eerst aan bepaalde voorwaarden voldaan moet worden, voordat we gehoor geven aan de nodiging des Heeren. Eerst moetje dit, of eerst moetje dat. Zo is het niet. De Heere laat u geen voonwaardelijk Evangelie horen, ook hier niet. Alle nadruk valt op: "Komt". U hoeft uzelf niet eerst wat op te knappen, trouwens u kunt het niet eens. U moet komen, nog meer, u mag komen mei al uw vuile zonden. Jazeker, het gaat niet bulten ontdekking om. De Heere wil u ontdekken aan uw zonde en schuld, zodat u het moet belijden: „Heere. ik heb gezondigd en de epuwige dood verdiend". Maar in die weg schenkt de Heere Zjjn genade.
Komt dan en laat ons samen richten, zegt de Heere, ai waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw, al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol. Dat is de genade, die de Heere schenkt aan een mens die tot Hem komt met een hart door schuldbesef verbroken en verslagen. Scharlaken en karmozijn, dat zijn verfstoffen van zulk een dieprode kleur, die je er nooit uit kunt krijgen. Onmogelijk!
Zo staat de ontdekte zondaar voor God: „Heere, het is onmogelijk om mijzelf te reinigen van mijn zonde". Maar dit is nu de genade des Heeren: wat onmogelijk is aan 's mensen kant is mogelijk bij God. Hij kan de zonden, al waren ze rood als schariaken en karmozijn, wit maken. Ze zullen worden als sneeuw. Wat is er witter dan sneeuw? Het witste laken Is er nog goor bij. Maar sneeuw smelt weg, die is niet duurzaam. Daarom staat er ook bij: en wit als wol. Wol smelt niet weg voor de zon, die blijft.
Gods vergevende liefde is eindeloos, matelos, goedheid zonder peil. Hoe kan dat? De Heere moet naar Zijn heilig recht de zonde toch straffen? Jazeker, Hij Is rechtvaardig, maar ook genadig. Het kan, omdat er Een uit dat volk Juda geboren Is, de Here Jezus Christus, Gods Zoon. Hij Is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden Is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen Is ons genezing geworden.
Hij werd van God veriaten, opdat een zondaarsvolk nimmermeer van God verlaten zal zijn. Het bloed van Christus reinigt ons van alle zonden. Komt dan. Ja maar ik kan niet, ik durf niet. Maar gelukkig. Hij doet ze komen, zij die niet kunnen en niet dun/en. Wat is dat erg als we dat bloed van Christus onrein achten en de Heilige Geest smaadheld aandoen. Kan en wil Hij het niet doen?
Als u niet komt, dan zult u straks zelf moeten betalen. Dan zult u straks In het gericht niet voor God kunnen bestaan. Dan zal Christus niet uw Redder, maar uw Rechter zijn. Dan zult u de toorn van God moeten ondergaan, en dat voor eeuwig. "Komt dan". Niemand heeft te denken: Dat geldt mij niet. Voor de grootste der zondaren is er genade. Om Christus wil alleen. En wie komt tot Hem, geeft Hem de eer. Dan is het niet: Ik kwam. Nee: Hij deed mij komen. Het Is Zijn werk geheel en al. Ik moest komen en ik zal de Heere voor eeuwig danken, dat Ik zondaar, zondares, mocht komen: „Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven, hoe veel het zij, genadig wil vergeven". in het ambt waartoe Hij hen roept". De Heere wil door middel van mensen onderwijzen.
Gebruik der middelen
Dit brengt ons op een volgend punt. In de godsdienstige opvoeding moet worden gewezen op het vlijtig gebruik van de middelen. De Heere heeft ons hieraan gebonden. In de regel werkt God de innerlijke, krachtdadige roeping in de weg van de uiterlijke prediking van het Woord.
Beseffen wij wel voldoende dat de Heere werkt door de vermaningen en vertroostingen van de prediking? Houden wij dit onze jongeren voor? Lezen wij veel in Gods Woord? Is het niet broodnodig in onze jachtige tijd voortdurend ons te bezinnen op de zin van het leven? Er blijft immers alleen maar een rust over voor Gods volk. Wanneer wij de middelen vlijtig en biddend gebruiken, zal de zaligmakende vrucht en kracht ervaren worden (lees de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 en 4 artikel 17 maar eens). Heel duidelijk komt dit bij de profetes Anna naar voren. Zij week niet uit de tempel met vasten en bidden. God dienende nacht en dag (zie Lukas 2:37b). Zij hield zich vast aan het Woord van God. Hebben wij hoogachting voor het Woord van God?
Ware eenheid
Voor Gods aangezicht wordt geweend over de breuke Sions. De dichter van Klaagliederen wekt Sion op om te wenen voor het aangezicht van de HEERE (zie Klaagliederen 2:18). Het is onze wens en bede dat de Heere bijeen brengt wat echt bij elkaar hoort. De Heere Jezus heeft er Zelf om gebeden (zie; Johannes 17:21). Wat zou het groot zijn als reformatorische jongeren de Heere met een eenparige schouder zouden gaan dienen.
Drs. G. J. Capellen is docent godsdienst aan de Pieter Zandtscholengemeenschap te IJsselmuiden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1988
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1988
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's