Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik kom van een andere planeet"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik kom van een andere planeet"

Wies je de Lange vindt het allemaal om je tranen te lachen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Om je tranen te lachen" heet het bundeltje prozaïsche brieven van Wiesje de Lange, dat zij vorige week introduceerde in christelijk Nederland en de periferie daaromtrent. Zelf noemt ze dit boeket uit honderden epistels die zij vanuit Galilea en Jeruzalem pende volstrekt pretentieloos. „Ik ben slechts een gewone huisvrouw die af en toe wat schrijft, maar wil zo vreeslijk graag bijdragen in Israels strijd om erkenning, om een plaatsje onder de zon. Door God beloofd en dikwijls, schijnbaar, door heel de mensheid betwist".

De Twentse intonatie waarmee Wiesje („van Louise, in Israël heet ik Lea") haar volzinnen verrassende wendingen geeft, draagt zij als een Achterhoekse erfenis met zich mee. Ten dele logisch, want Wiesje werd in 1938 in Nijverdal geboren. Voor wie het nog niet wist: Dook als driejarige peuter in de Tweede Wereldoorlog onder (bij calvinisten) en emigreerde in 1963 naar Israël, waar haar man een veeartsenijpraktijk bezit. Heeft vijf kinderen en kleinkroost. Is chaotisch van aard —„als er verkeer per ruimtesatelliet bestond, zat ik nu op Venus"— en bijster goed van de tongriem gesneden, dat mag gezegd. Schreef tussen neus en lippen door voor Nederlandse en Amerikaanse kranten.
„Het is niet zo dat ik mij als een schrijfster probeer te verwezenlijken en egocentrische oogmerken heb. Van jongens ik kan een paard tekenen en ik doe het ook. Ik wil slechts doen wat ik kan om Israels strijd te steunen". Dat resulteerde in brieven-op-niveau, met dank aan Wiesjes tien voor Nederlands op 't lyceum en de rijksgecommitteerde. Ze slepen de lezer mee in de permanente beklemming van een leven-in-oorlog. Een toestand door Wiesje suggestief "Om je tranen te lachen" betiteld.

Hoezo, om je tranen te lachen?
„Ik heb altijd alles proberen te verhullen onder een ghmlach. Het lot van mijn land is mij ondraaglijk te beschrijven wanneer ik het niet wikkel in een verband van humor. Bang als ik ben voor overstatements, probeer ik een beetje to understate (serieuze zaken sterk afzwakken, MvB). Dat komt waarachtiger over en bovendien is het een typisch joodse eigenschap".

Ras-optimisten
Hoe kijkt u aan tegen 'de' joodse volksziel?
„Daar vraag je me wat. Het enige wat ik kan zeggen is dat wij ras-optimisten zijn, die nooit de moed verliezen en altijd weer van voor af aan beginnen".
U begint in Jeruzalem, last een "Intermezzo" in en eindigt ten slotte in Jeruzalem. Is dat met een bepaalde bedoeling?
„Dat wilde ik, want er moest een lijn inzitten die de brieven een beetje bij elkaar hield. Het "Intermezzo" daartussen schreef ik omdat er zo veel jaren zijn geweest waarin ik niet schreef. Dat hiaat moest ik uitleggen aan de lezers, zij het met tegenzin. Het was een technische noodzakelijkheid".
Opvallend genoeg rept u in uw boek niet over de Palestijnse kwestie.
„Ik weet niet wat u bedoelt als u zegt de Palestijnse kwestie".
Het scenario van de bezette gebieden en de problemen die zich daarop afspelen.
„Er zijn in Israël geen bezette gebieden. Met betrekking tot de Palestijnse kwestie moet ik een wrang beeld van de waarheid schetsen. Ten slotte kent Israël maar één probleem en dat is dat het Arabische volk ons nooit zal accepteren.

Het feit dat wij vandaag —in normaal strategische termen gesproken— nog bestaan, is een niet uit te leggen Godswonder. Wij hebben viermaal een vernietigingsoorlog overleefd".

Hand toegestoken
„Wij hebben de Arabieren willen aanvaarden als partners, als gelijken, stelden ons in dienst van de vooruitgang en welvaart van de wereld in het Midden-Oosten. We hebben hen de hand toegestoken. Eén land sloot vrede met ons, Egypte, en het kreeg daarvoor een ongelooflijke prijs. We gaven er na 1973 niet die hele Sinaï-woestijn met al dat zand, maar ook al onze oliebronnen voor op. Terwijl we hierop, nadat we driemaal met de ondergang waren bedreigd, volgens opvattingen van internationaal recht aanspraak hadden. Dat is de reden waarom ik in mijn boekje een brief over onze vakanties in Taba opnam; omdat het daarbij niet bleef. Egypte wilde bovendien Taba terughebben, wat het ten slotte kreeg".

Toch ontkom ik niet aan Oost-Jeruzalem: stakingen, dichte luiken, gespannen sfeer, Tempelplein. Daar moet u mee worden geconfronteerd als u in Jeruzalem woont.
„Jeruzalem is Jeruzalem. Er is ook een Oost-Baarn en een West-Baarn, maar Jeruzalem is een verenigde stad. Kijk, het was een verdeelde stad. In de Onafhankelijkheidsoorlog —een vernie-ti-gings-oorlog die Israël op een onvoorstelbare manier won, met 600.000 inwoners— waren wij niet in staat heel Jeruzalem vast te houden. Jordanië drong Israël uit de Oude Stad.
In de Zesdaagse oorlog verwijderde Israël Jordanië uit Oost-Jeruzalem, uit Judea en Samaria tot aan het Jordaanse toe. Dat was geen internationaal erkende grens, maar een staakt-het-vurenlijn. Israël legde zich daarbij neer, blij dat het nog leefde. Door deze Zesdaagse bezaten we opeens verdedigbare grenzen. Begrijp me, wij, een land-in-oorlog sedert 1948, hadden tot dan toe onverdedigbare grenzen, zodat we een enorm staand leger op de been moesten houden. Nu hadden we de zee, de Golan, de Jordaan en de Suez. Verdedigbare grenzen voor zo'n klein land tussen zo veel machtige vijanden en eindeloze oorlog. Dat was te doen, zo hoefden we niet voortdurend in militaire dienst, konden we het land gaan opbouwen".

„Vervolgens wilden de Arabieren het nog een keer proberen. Zeiden ze: Laten we het samen doen. Dat leidde tot de Jom Kippoer van 1973. Behalve onze buurlanden stonden ook al hun Arabische broeders erachter. Ze verloren. Tot ieders stomme verwondering zeiden ze echter geen vrede te willen sluiten. Ze wilden de gebieden die ze in 1967 moesten prijsgeven terug. Verder eisten ze restitutie van het door ons verwoeste oorlogsmaterieel. Israël had gewoon niets te willen".

Valse waarheid
„Wij zijn een land en geen zelfmoordenaars. Deze toestand bleef tot nu toe onveranderd; men wil nog steeds de boel terug. Wat eigenlijk een valse waarheid is. Hun ideaal is immers ons de zee in te drijven. Als je het handvest van de PLO leest, dat in het Nederlands is vertaald, staat dit er zeer duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Er-isgeen-plaats-voor-Israël".

„Bovendien heb je behalve een Jasser een Achmed Jibril, een Aboel Abbas, een George Habasj, een Hamas en een Jihad Islami. Ze, roepen het doodgewoon vanaf hun minaretten te midden van ons in onze eigen hoofdstad (want in Israël mag alles, het is een vrij land). "Slacht de joden". Ze zeggen het en doen het ook.

Er wordt nu alom beweerd: jongens, waarom geven jullie toch die rotzooi niet terug? Dan spreken ze over vredesconferenties. Daar moet dan worden onderhandeld over gebieden, grenzen, handelsverdragen en culturele overeenkomsten. Onze eis is: niet zonder vrede. Wij zijn een land in oorlog, moeten ons verdedigen, terwijl we intern met een vijfde kolonne hebben te maken: de Palestijnen, die daarbij teruggrijpen op een loos begrip".
„Er was eens een land dat Palestina werd genoemd, naar de Romeinen, die er elke herinnering aan de verdreven joden wilden uitwissen. Ons Jeruzalem en ons Heilige Land Israël hadden zij een andere naam gegeven. Pa-les-ti-na was een Brits mandaat, bestaat niet meer. Het is door de VN verdeeld in een Arabisch en joods deel, waarbij de joden als gewoonlijk een kruimeltje kregen en de Arabieren het leeuwedeel. Terwijl zij de dag na onze onafhankelijkheidsproclamatie de daad bij het woord voegden en ons gezamenlijk aanvielen".

Noodzakelijk kwaad
Nog even terug naar de vermeende Palestijnen en de intifada.
„Wat daaraan te doen is? Kijk, Israël is een land in oorlog maar het wil tegelijkertijd een normaal land zijn, vasthoudend aan ab-so-lu-te democratie. Als je in Jeruzalem op een zeepkist klimt om baarlijke nonsens uit te kramen, legt niemand je een strobreed in de weg. Op z'n hoogst zeggen ze: Ga aan de kant want je staat midden op de rijbaan. In Israël mag je alles. Het wil alles tegelijk. We moeten oorlog voeren, maar we doen alsof die er eigenlijk helemaal niet is, hebben er geen tijd voor, willen wat anders, gaan rustig verder met wat we ons voorgenomen hebben en staan met zekere minachting tegenover die oorlog. We ervaren die als een noodzakelijk kwaad en willen er verder niet over praten".
„In ons land wonen Arabieren, joden en ook zeer veel christenen. Al deze mensen zijn Israëli's met gelijke rechten èn plichten. Geen gelijke plichten; alleen joden hebben de plicht militaire dienst te vervullen. Niemand mag echter met stenen gooien. Als jij morgen komt en met stenen gaat tennissen, vraagt niemand eerst aan jou of je wel een Arabier bent. Nee, je wordt meegenomen voor een rustig gesprekje. In een fatsoenlijk land mag je niet met stenen gooien. Da's onbestaanbaar.
Welnu, deze Arabieren die binnen ons land wonen, smijten met grote bakkeien (stenen is een verkeerd woord voor deze dodelijke wapens), met molotov-cocktails en met andere enge dingen. Blazen alles op, saboteren en maken kapot. Zij worden behandeld als ieder ander staatsburger, maar terwijl zij oorlogshandelingen plegen, worden ze daarvoor niet als zodanig behandeld. Dat tekent meteen ons grote dilemma: onze strijd is een ongelijke. De ene partij voert oorlog en de andere partij, wij, voert geen tegenoorlog. Wij zijn in oorlog met de Arabische landen om ons heen, maar niet met onze eigen Arabische staatsburgers"

Jodenscalps
„Deze mensen zijn te beklagen: ze krijgen gewoon de opdracht van de Hamas. Als jullie morgen niet terugkomen met drie jodenscalps, schieten we je familie dood of hangen we je aan de hoogste boom. Door de intifada vielen er slachtoffers bij confrontaties tussen Israëlische politie en Arabieren. Het aantal doden van de onderlinge Arabische broederstrijd is daarvan echter een veelvoud.. Dit islamfundamentalisme van Hamas is de grootste gesel van deze tijd. Deze mensenwaan van oorlog-in-naam-van-een-godheid is het allerverschrikkelijkste wat er kan bestaan. Jij bent niet degene die dood en verderf zaait, nee, je handelt in opdracht van een god".

Wat vindt u van de Nederlandse berichtgeving inzake Israël?
„Het is onmogelijk Israël te zien zoals het is. Ik zou de mensen willen vragen: oordeel niet zonder ons maar bij ons. In Holland doen keurige heren nieuwslezers, braaf voorlezend, alsof ze in het Midden-Oosten van doen hebben met landgenoten. Saddam Hoessein is de bakker op de hoek, Jasser Arafat de loodgieter en George Habasj wordt opeens de buurman van drie hoog. Op iemand als ik, die daar woont, komt dit buitengewoon komisch en onwerkelijk over, want het is volslagen anders.
Het zijn geen Hollanders, Europeanen, christenen. Wiesje komt zogezegd van een andere planeet, waar ze haar gasmasker in de linnenkast heeft liggen. Waar d'r dochter van elf na school de keuken binnenstapt met de mededeling: Mam, m'n krullen moeten eraf; anders past m'n masker niet.
Amerika, Japan of welk ander land hangt nu een economische stagnatie boven het hoofd. Israël daarentegen wordt ermee bedreigd dat zijn adem zal worden afgesneden. Ons leven is hier de casus belli!"

Toekomstverwachting
„Daarbij is het ontzettend navrant te weten dat het gif van Saddam Hoessein voor het merendeel uit Duitse fabrieken komt. Geloven in een Neues Deutschland kan ik niet. Dit is het Duitsland wat voor mij niet voorbij is. Hoe kan het anders? Ik ben een oorlogskind. Het beeld van mijn oude rouwende moeder zag ik voor het eerst terug op de triomfboog die in Rome staat, die de Romeinen oprichtten toen zij Judea hadden veroverd. Judea Capta staat er, met een datum en het beeld van een in rouwhouding gebogen vrouw. Zo zit mijn moeder al jaren. Ze is nooit uit de rouw gekomen. Dat bedoel ik wanneer ik zeg dat het niet voorbij is. Wij bestaan toch nog?
Begrijp je dat momenteel veel dingen herleven voor ons? Mensen die de Tweede Wereldoorlog meemaakten, zie je in een bekend gedragspatroon terugvallen. Ik merk bij mezelf dat ik dingen doe die ik in eerdere tijden van oorlogsdreiging deed. Israël is in oorlog. Het kan nu niet lang meer duren. Als je uit mijn land vertrekt, zie ik het glashelder. We kunnen het land niet uit rijden, we kunnen er alleen uit vliegen".
Wat betekent het joodse geloof voor u?
„Al-lés. Het joods zijn, dat is het wat onze plaats in de wereld bepaalt. Het grijpt terug op Gods beloften aan Mozes, de terugkeer-uit de ballingschap".
Dan draagt u een bepaalde toekomstverwachting met u mee.
„Natúúrlijk. Er is een toekomst. Wij weten zeker dat er een hele goede toekomst voor ons ligt. Dat is ons beloofd. Maar de toekomst die ons wacht, kun je niet zien wanneer je gaat redeneren vanuit deze wereld".
"Om je tranen te lachen" is een uitgave van Kok Voorhoeve en kwam tot stand in samenwerking met de stichting Christenen voor Israël; 63 blz., prijs 12,50 gulden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1990

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

„Ik kom van een andere planeet"

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1990

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's