De meeste stukjes van A. J. Klei zijn aardig
Het mooiste verhaal van Bert Klei staat er niet in. Ik bedoel dan nog niet eens het stukje dat hij, vanwege de begroeting die hij mijn echtgenote toen ten deel deed vallen, onder de titel "De A-knuffel" schreef ter gelegenheid van het 25-jarig huwelijk van schrijver dezes. Nee, toen premier Den Uyl tijdens de oliecrisis het volk meedeelde dat er op brandstof bezuinigd moest worden, besloot hij zijn toespraak tot het volk met de woorden dat, als allen mee wilden werken, „een koude winter toch warm kon zijn", Bert Klei, columnist in Trouw, verbond dat slot toen met het gegeven „arm en toch rijk", dat Den Uyl zich ongetwijfeld nog van de zondagsschool herinnerde.
Een aantal bijdragen van Klei in Trouw is, ter gelegenheid van zijn recente afscheid, gebundeld in een boekje met de sprekende titel "De meeste mensen zijn aardig". Desgevraagd bespreek ik het, zonder het echter te hebben gelezen. Ik heb ongetwijfeld alle stukjes gelezen, want ik sloeg er zelden een over. Niet omdat ik mij geestverwant voelde, maar vanwege de ludieke stijl.
En, eerlijk is eerlijk, als vrijwel de laatste der mohikanen bij Trouw kende Bert Klei haarfijn, tot in de meest ragfijne vertakkingen, alle ins en outs van het bonte kerkelijke wereldje, ook dat onder de verzamelnaam gereformeerde gezindte valt. Tot in de fijnste nuanceringen van de namen en tot in de (vindplaatsen van de) meest curieuze boekjes toe. De kerkelijke mallotigheden —en wie durft ontkennen dat ze er zijn— waren menigmaal voorwerp van zijn lichtvoetige benadering. Vooral dominees die uitvoerig over hun verjaardag schreven, moesten het nogal eens ontgelden.
Maar —eerlijk is óók eerlijk— ook de niet-mallotige dingen, tot zelfs de meest ernstige zaken, gingen soms onder zijn satirische juk door. Soms dacht je, al lezende: wil de echte Klei opstaan? Maar soms wierp hij ook maskers af. Hij wist dan wat hij schreef en waarover hij schreef: over het gereformeerde leven van vroeger, met name over de gereformeerde zede van vroeger.
Met een variant op de titel van het boekje zou ik willen zeggen: de meeste stukjes zijn aardig. Onaardige stukjes zijn niet opgenomen. De consequentie van het gegeven dat Klei de mééste mensen aardig vond, is evenwel dat hij sommigen niet aardig vond. Welnu, dat is soms ook gebleken. Anderen beklaagden zich of konden zich beklagen dat ze niet aan bod kwamen.
Wie geen humor heeft en humor ook niet waarderen kan, moet dit boekje niet lezen. Wie alleen in eigen gelijk bevestigd wil worden, moet het boekje zéker niet lezen. Soms toonden mensen zich geïrriteerd door de stukjes van Klei. Men dacht vaak dat hij het onvriendelijk bedoelde. Maar Klei schreef kennelijk over mensen en zaken die hij aardig of interessant vond. Uit zijn stukjes viel daarbij op te maken dat hij een bijzondere antenne had voor wat zich in rechtse kerkelijke kringen of voor de EO afspeelde. Hij had daarbij kennelijk ook wel zijn souffleurs.
Ook over zijn eigen geestelijke basis, te weten de Amsterdamse Keizersgrachtkerk, kon Klei soms met een zekere zelfspot schrijven. Maar in die gereformeerde kerk van Amsterdam paraderen vandaag géén mannenbroeders meer. Wie het vatten kan, vatte het.
N.a.v. "De meeste mensen zijn aardig", door A. J. Klei; Uitg. Balans, Amsterdam, 1991; 128 blz., prijs 19,50 gulden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1991
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1991
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's