Kerk en Wereld: werken met twee blauwe schenen
Het zag er in augustus 1990 niet best uit voor Kerk en Wereld in Driebergen. Het ministerie van VVC wilde de overheidssubsidie intrekken. Van de 64 arbeidsplaatsen stonden er 24 op de tocht. De toenmalige directeur drs. J. E. van Veen had het gevoel dat zijn instituut „de nek wordt omgedraaid”. Desondanks viert het vormingscentrum dit jaar zijn vijftigste verjaardag. Een stuk werk waarin je volgens de eerste directeur, ds. F. J. Pop, „blauwe schenen” moest oplopen. Door het schoppen van de wereld en van de kerk.
„Het is achteraf gelukkig meegevallen”, zegt mevrouw mr. L. Vroom-de Geus, sinds, anderhalf jaar directeur van het instituut. „We zijn in 1991 met het ministerie overeengekomen dat we een fusie zouden aangaan met De Keijenberg in Renkum, een landhuis waarin Vooral diaconale activiteiten plaatshadden. De Keijenberg is nu onderdeel van Kerk en Wereld, maar heeft wel zijn diaconale insteek behouden. Door de bezuiniging zijn in Driebergen drie cursusleiders ontslagen, in Renkum vier”.
Het jaarverslag van 1993 laat zien dat de rijksoverheid in dat jaar op een begroting van zo‘n 10 miljoen gulden nog altijd goed was voor 3,5 miljoen gulden. Kerk en Wereld moet daardoor wal het cursus- en vormingswerk betreft wél voldoen aan door de overheid vastgestelde kwaliteitscriteria.
Zingeving
Mevrouw Vroom noemt concreet enkele zaken waarmee Kerk en Wereld zich bezighoudt. Ze stelt hierbij voorop dat ‘haar’ instituut er in de eerste plaats wil zijn voor „mensen die afhankelijk zijn en/of in achterstandsituaties verkeren”.
„In De Keijenberg in Renkum komen ieder jaar kinderen met diabetes om te Ieren omgaan met hun ziekte. De Diabetesvereniging Nederland geeft daar cursussen om kinderen eetdiscipline bij te brengen. Alle patiëntenverenigingen zitten trouwens in een koepelverband, waarmee wij contact hebben”, aldus de directeur.
„Wij werken ook met mensen die met hun seksuele geaardheid niet naar buiten durven te komen. We leren hen erover te praten, zodat ze zichzelf gaan aanvaarden zoals ze zijn. Plaatselijk vormen personen met problemen op dit gebied soms praatgroepen. Daar leggen wij dan vaak belangrijke vragen neer over geloof en zingeving. Met de belangenorganisatie voor homoseksuelen, COC, onderhouden we goede contacten”.
Om mensen voor te bereiden op hun pensioen geven cursusleiders van Kerk en Wereld voor het personeel van grote bedrijven cursussen “Pensioen in zicht”. Maar ook medewerkers van telefonische hulpdiensten weten ‘Driebergen’ te vinden. „Belangrijk is dat deze hulpverleners bij anderen schuld-, zonde- en boetegevoelens leren herkennen. Zonodig kunnen ze dan naar een geestelijke verwijzen. Natuurlijk mogen zij ook zelf het gesprek aangaan. Dit laatste overigens uitdrukkelijk zonder evangelisatorische aanpak”, aldus mevrouw Vroom.
Vrouwenwerk
De directeur wijst op het vele dat Kerk en Wereld voor vrouwen doet in de regio. „Sommigen hebben groepjes gevormd om samen (veelal feministische) theologie te lezen. Vaak, maar niet altijd, zijn ze erg actief in de kerk. Je merkt dat velen van hen nog een inhaalslag moeten maken. Voor menigeen is het een hele ontdekking dat ze er óók mogen zijn in de kerk”.
„We doen ook vrouwenwerk op Europees niveau. De Stichting tegen Vrouwenhandel heeft onder andere hier een bijeenkomst belegd met Poolse vrouwen. Daar lieten zij hen zien wat er vaak gebeurt met Oosteuropese vrouwen die zich onder valse voorwendselen naar het Westen laten meenemen. De bedoeling is uiteraard dat anderen voor deze praktijken worden gewaarschuwd”.
Ir. J. van der Sar, beleidsmedewerker Kerk en Oecumene, benadrukt dat Kerk en Wereld ook veel „regulier” werk doet voor de kerken: „Kerkeraden komen bij voorbeeld ook hier. Vragen die dan aan de orde komen zijn: Wat is het beleidsplan van u als kerkeraad? Hoe pakt u binnen uw gemeente problemen aan? Hoe merkt de plaatselijke bevolking van een stad of dorp dat er ter plaatse een hervormde gemeente is?” De beleidsmedewerker stelt overigens nadrukkelijk dat zijn instituut zich niet bezighoudt met de vraag hoe de geloofsinhoud kan worden versterkt.
Ethiek
Is er een bepaald ethisch gedachtengoed vanwaaruit u dit werk doet?
Mevrouw Vroom: „Wij zijn bezig vanuit religieuze inspiratie”.
Van der Sar: „Maar dat niet alleen. We willen bovenal een bijdrage leveren om een rechtvaardige, duurzame samenleving te scheppen. Conflictsituaties in de samenleving willen we verhelpen”
Werken uw cursusleiders wél vanuit een christelijke inspiratie?
Mevrouw Vroom: „Laten wij nog even kijken naar de pensioencursussen die wij geven. Tijdens zo’n cursus spreken we ook over de dood en over zingeving in de laatste levensfase. Onze cursusleiders mogen met dit vraagstuk omgaan vanuit de christelijke inspiratie. Maar dit hoeft niet per se. Op z’n minst moeten ze echter iemands christelijke levensovertuiging respecteren. Het is vooral de zingevingsvraag die onze cursusleiders bij de cursisten in hun éigen context neerleggen. We zijn hierin zeker niet evangelisatorisch bezig. Ons doel is vóór alles een mens echt mens te laten zijn, zoals Christus ons geleerd heeft”.
Een van de Ridderbossen heeft geschreven over de “Ethiek van het liefdegebod”. Gaat u uit van een normatieve ethiek?
Van der Sar: „Jazeker. Onze norm is dat je er als mens gewoon mag zijn zoals je bent. Het is niet aan ons om te beoordelen of mensen zelf wel goede normen en waarden hanteren”.
Mevrouw Vroom: „We hanteren de norm die Christus ook gebruikt: als mens mag je erbij horen, met al je zonden. Waarmee we de zonden zelf natuurlijk niet goedkeuren. Wel vind ik het zonde als mensen niet openlijk over zonden durven te spreken. Wij willen dat mensen daarover vrijelijk durven praten. Overigens groei je ook als mens in datgene wat je moreel aanvaardbaar acht”.
Ook een homoseksueel mag zijn zoals hij of zij is?
Mevrouw Vroom: „Natuurlijk. Wij veroordelen zo iemand niet”.
Dan bent u met het leggen van de norm in de mens wel selectief normatief!
Van der Sar: „Natuurlijk zijn we dat. Wie niet? We hebben een subjectieve benadering. In ons referentiekader is een rechtvaardige, houdbare samenleving. Dat is waarnaar we streven”.
Dr. F. Boerwinkel, voormalig directeur van Kerk en Wereld, schreef het boek “Inclusief denken”. Hij waarschuwt hierin om jezelf als mens superieur te achten boven aanhangers van een andere overtuiging. Is de inhoud van dat boek nog steeds een inspiratiebron ?
Van der Sar: „Ik denk het wel. In een christelijke gemeente kun je nooit de Waarheid claimen. Waarheid is altijd waarheid voor mijzelf. Ze is nooit exclusief.
Wat we ook van Boerwinkel kunnen leren, is dat we moeten starten vanuit de gemeenschap. Vanuit de gemeenschap moeten we conflicten, door het “gesprek met elkaar, oplossen. De gemeenschap heeft dan ook een meerwaarde ten opzichte van het individu. Start je bij het individu, dan verzand je in een strijd voor eigen belangen”.
Maakt de gemeenschap zelf haar normen en regels, waaraan vervolgens het individu zich maar te houden heeft? Of ontleent de gemeenschap deze normen en regels aan iets of iemand anders?
Mevrouw Vroom: „Als we het over een kerkelijke gemeenschap hebben, dan denk ik datje binnen zo’n kerk in de eerste plaats iets met elkaar deelt. De wil om bij elkaar te blijven horen, dient voorop te staan; dat is de norm. Nieuwsgierig naar elkaars geloof, samenwerkend binnen en buiten de gemeente - dat maakt het spannend.
Ligt hier een verschil met het confessionele gedachtengoed, dat zich door de Bijbel willen laten normeren?
Van der Sar: „Ik denk het wel. In mijn beleving is de wil om een gemeenschap te vormen hetgene dat bindt. De mensen in die gemeenschap moeten we leren zien als instrumenten waardoor God werkt. Natuurlijk speelt de Bijbel daarbij een grote rol”.
Ruiken wij hier aan een stuk ethische theologie?
Mevrouw Vroom, lachend: „Dat zou heel goed kunnen. Van der Sar en ik zijn er beiden mee opgevoed”.
Van der Sar: „Gelukkig zijn er verschillende visies mogelijk. Het is de dood voor de kerk als er geen verscheidenheid van mening is”.
U neemt het dus op voor de modaliteiten binnen de kerk?
Mevrouw Vroom: „Als u enkel verscheidenheid bedoelt, inderdaad. We bedoelen niet modaliteiten in de vorm van organisaties. Voor interne oppositie binnen de kerk kunnen we weinig waardering opbrengen”.
Wat betekent dit voor uw relatie met GZB en IZB?
Mevrouw Vroom: „Met de GZB hebben we niet zoveel contact. Soms huren ze ruimte van ons om buitenlandse gasten onder te brengen”.
Van der Sar: „We onderhouden goede contacten met de IZB. Hoewel we vanuit onderscheiden posities zoeken, kan ik het heel goed vinden met personen als ds. J. Vroegindeweij en drs. H. de Leede, die tot voor kort bij de IZB werkzaam was. Hoewel ze helemaal in hun eigen traditie staan, zijn het toch mensen bij wie ik me veilig voel”.
Mevrouw Vroom: „We hebben met de IZB een stuk enthousiasme gemeenschappelijk. De praktische samenwerking verloopt dan ook heel goed. Pas als we gezamenlijk uitspraken moeten formuleren en op papier zetten, zitten we in de problemen”.
Dr. ir. J. van der Graaf, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, heeft in 1990 gezegd „dat met de afstoting van een deel van het cursusaanbod geen zaken gemoeid zijn die van wezenlijk belang zijn voor het kerk-zijn”. Wat is uw reactie daarop?
Vroom, heftig: „Ik ben er trots op lid te zijn van een kerk die niet alleen bezig is met zichzelf, maar een boodschap heeft voor de hele samenleving”.
Van der Sar: „De uitspraak van Van der Graaf verwondert me niet. De Gereformeerde Bond is van begin af aan nooit betrokken geweest bij Kerk en Wereld”.
Dr. Boerwinkel stelde dat we nooit prat mogen gaan op de Waarheid. Gaat u zelf eigenlijk óók niet uit van een bepaalde waarheid?
Van der Sar: „Natuurlijk wel. Hoewel het ook heel vaak met veel twijfel gepaard gaat. Het is ons er echter niet om te doen mensen onze waarheid op te dringen. Wij willen dat mensen hun eigen subjectiviteit leren kennen en onderkennen en vanuit die positie de dialoog met andersdenkenden in de samenleving aangaan.
Neutraliteit is natuurlijk niet mogelijk. De natuurkundige Dippel heeft eens gezegd: „Neutraliteit is veelal een horigheid aan hedendaagse normen en waarden of een symptoom van een laag bewustzijnsniveau”. Het is heel tekenend dat mijn computer het woord “horigheid” niet kent. Als ik het intik, vraagt hij “Bedoelt u hoerigheid?”.
In hoeverre voelt u nog verwantschap met de initiatiefnemers dr. J. Eijkman en N. de Graaf, en met de oorspronkelijke bedoeling tot kerstening van het hele volk?
Mevrouw Vroom: „Het waren de wika‘s die deze taak toen op zich moesten nemen. Maar er is vanaf het begin al genuanceerd vorm aan gegeven. Ze brachten mensen wel in contact met de Bijbel, maar ook met zichzelf en de samenleving. Vooral dit laatste was heel belangrijk”.
Maar had men destijds, toen Kerk en Wereld opgericht werd, binnen de synode niet een evangelisatorisch doel voor ogen?
Mevrouw Vroom: „Er vallen vanaf het begin twee lijnen te ontdekken. De ‘kersteningslijn’ van ds. Eijkman en de lijn van dr. Banning, die vooral streefde naar een rechtvaardige samenleving. Nooit is uitgevochten welke lijn gevolgd moet worden. Wij doen allebei”.
Van der Sar: „De oorspronkelijke bedoeling heeft van meetaf aan twee kanten gehad. Ds. Pop heeft eens gezegd: „Als je dit werk doet, krijg je twee blauwe schenen. Van de wereld en van de kerk”. Het laats te doet overigens het meest pijn. Ik heb er geen moeite mee dat men vanuit de kerk verschillend over ons oordeelt. Wel vind ik het erg als aan onze integriteit getwijfeld wordt”.
Voormalig directeur ds. Van Veen sprak tijdens een synodevergadering in 1991 over mensen „mens laten zijn naar het beeld van Christus”. Wat stelt u zich daarbij voor?
Mevrouw Vroom: „Als we een cursus beginnen, dan doen we dit met de overtuiging dat we door Christus met een bepaald oog naar mensen kijken. Zoals Christus was, zo moet een mens eigenlijk zijn. Vanuit dat oogpunt doen we ook ons best om mensen overeind te houden”.
Welke rol speelt het aspect “verzoening door Christus”?
Vroom: „Verzoening is van belang voor mij persoonlijk, voor de gemeenschap en naar buiten toe. God staat open voor verzoening. Daarom staan wij daarvoor ook open naar anderen toe”.
In hoeverre heeft verzoening te maken met’ het na de zondeval vernieuwd worden door herschepping naar het beeld van God, waarnaar de mens geschapen is? En is “beeld van Christus” hierbij hetzelfde als “beeld van God”?
Van der Sar: „De theoloog Van den Brom heeft eens gezegd dat God minimaal vijfdimensionaal moet worden voorgesteld. Ik ben het daarmee eens, maar kan me er niets bij voorstellen. Ik zie mensen als het beeld van God. Ze vormen een afspiegeling van Hem, zonder met Hem samen te vallen. En wat de wedergeboorte betreft, waarop u doelt: ik zie dat als een continu proces, waann je als mens voortdurend kiest”.
Mevrouw Vroom: „Ik heb van God een zelfde beeld als dat van Christus. Ieder mens moet overigens met zijn eigen godsbeeld uit de voeten kunnen. Ik conformeer me ook niet aan het godsbeeld van een ander”.
Komt deze stellingname niet sterk overeen met die van een humanist?
Mevrouw Vroom: „Ons vertrekpunt is een ander dan dat van een humanist. Maar als we beiden hetzelfde effect bereiken, is dat dan zo erg?”
Kerk en Wereld ontstond als idee op een zomeravond in 1941. De initiatiefnemers, dr. J. Eijkman en N. de Graaf, zaten op dat moment in het concentratiekamp Buchenwald. Na de oorlog zou er een groot sociaal centrum moeten komen; gesticht door de Nederlandse Hervormde Kerk.
Eijkman nam zich voor, mocht hij weer vrij zijn, een oproep te laten uitgaan naar de Hervormde Kerk.Deze moest niet louter zorg dragen voor het zieleheil van haar leden, maar ook voor hun maatschappelijk welzijn. Voor het hele volk!
Dr. Eijkman beleefde het einde van de oorlog niet. Zijn gedachtengoed is echter opgepakt door de vrijzinnige socialist dr. W. Banning en de meer confessioneel denkende hoogleraar godsdienstwetenschap dr. H. Kraemer. De laatste had in de hervormde synode altijd al gepleit voor zoiets als een centrum ter „kerstening” of „herkerstening” van het Nederlandse volk.
Dat zou dan nieuwe arbeidskrachten moeten leveren, „waardoor de kerk de gemeenschap, het volk en de wereld, overeenkomstig de behoeften die de wereld oproept, vruchtbaar kan dienen”.
Het instituut Kerk en Wereld startte in november 1945 onder leiding van ds. Pop, met als hoofddocenten dr. W. Banning en dr. H. Berkhof. Op het landgoed De Horst in Driebergen begon een opleiding in internaatsverband voor wika’s: werkers in kerkelijke arbeid. Behalve als evangelisatiecentrum kreeg Kerk en Wereld ook een vormings- en opleidingstaak.
De culturele omwenteling van de jaren zestig ging Kerk en Wereld niet voorbij. In 1969 werd het internaat opgeheven. Het accent kwam steeds meer te liggen op apostolaat. Dat klinkt immers minder pretentieus dan kerstening. Kerk en Wereld ging zich bezighouden met vraagstukken als secularisatie, oecumene. Derde Wereld, handelspolitiek en kernbewapening.
Als reactie op wat zij politisering en vermaatschappelijking van het Evangelie vonden, schreef een aantal confessionelen en gereformeerde-bonders in 1968 een Open Brief. De brief was overigens niet alleen gericht op de ontwikkelingen ten aanzien van de apostolaatsgedachte binnen Kerk en Wereld. De ondertekenaars signaleerden „een naïef optimistische opstelling tegenover een volstrekt geseculariseerde wereld”.
Anno 1995 is Kerk en Wereld een instituut voor vorming, training, ontmoeting en beraad. In al zijn activiteiten wil het „een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een rechtvaardige en duurzame samenleving”. Vernieuwing, verrijking en humanisering zijn daarbij de trefwoorden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 februari 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 februari 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's