Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouweneel bestrijdt alverzoeningsleer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouweneel bestrijdt alverzoeningsleer

Brochure wil grote plaats inruimen voor vrije menselijke wilsbeslissing

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VAASSEN - De reikwijdte van de verzoening van Christus heeft velen beziggehouden. Het is oolc een leerstuk met verstrekkende gevolgen voor prediking en geloofsleven. Dr. W. J. Ouweneel heeft in een brochure van 48 bladzijden aan dit onderwerp aandacht besteed, met een bijzondere spits op de alverzoemng.

De leer van de alverzoening heeft sinds Origenes (185-254), die het als eerste uiteenzette, alle eeuwen door aanhangers gehad in de christelijke kerk en daarbuiten.

Zij gronden hun theorie vooral op Handelingen 3:21, waarin gesproken wordt over de tijden van de wederoprichting aller dingen. Dit zou betekenen dat in het einde alle schepselen en zelfs de duivelen hersteld zullen worden in hun oorspronkelijke gelukzalige staat.

Deze leer spreekt veel mensen aan. Volgens hen is een eeuwige hellestraf in strijd met de liefde van God. Maar men beweert daarnaast ook dat dit nergens in de Bijbel geleerd wordt. Vooral op dit laatste gaat Ouweneel in.

Hij verklaart een aantal omstreden teksten, zoals 1 Tiraotheüs 2:4: „God wil dat alle mensen zalig worden”; 2 Petrus 3:9: „God wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen”, en vele andere teksten. Hij gaat ook vrij uitvoerig in op de betekenis van het Griekse woord voor “eeuwig”, “aioon”, en bewijst daarmee dat er ook geen vernietiging van de duivelen en de goddelozen zal zijn, maar een eeuwige helse straf. Ik moet zeggen dat het een en ander duidelijk uit de doeken gedaan wordt en goed onderbouwd wordt met de Schrift.

Algemene verzoening

Daarna wordt ingegaan op allerlei andere argumenten van de alverzoeningsleer, zoals schriftplaatsen die over een algemeen heil spreken. Hier stapt Ouweneel volgens mij wel wat af van zijn oorspronkelijke onderwerp, want de alverzoening is wezenlijk iets anders dan de algemene verzoening. Wel begrijp ik dat in het kader van de alverzoening ook de algemene verzoening niet onbesproken kon blijven in deze brochure. En dat er dingen gezegd moesten worden over de wil van God en de wil van de mens, begrijp ik in dit licht ook. Maar niet alles wat hier geleerd wordt, kan mijn instemming hebben.

Ouweneel wil onderscheiden in een onwederstandelijke en een wederstandelijke wil van God. Vreemd is in dit gedeelte Ouweneels spreken over een wederstandelijke wil van God. Hij verstaat daaronder het volgende: „Zijn wederstandelijke wil, dat is de wil van God die te maken heeft met zijn wegen, waarin Hij zijn wil aan de mens yooriegt, maar de mens in de hem gegeven verantwoordelijkheid van deze wil kan afwijken. Hier staat de wil van God tegenover de wil van de mens, die door de zonde Gods wil kan weerstaan c.q. ongehoorzaam zijn” (blz. 28).

Verdorven wil

Deze visie op de wil van God is niet reformatorisch. Wij zijn gewoon aan de onderscheiding tussen een geopenbaarde en een verborgen wil van God. Tegen het begrip wederstandelijke wil van God zou in te brengen zijn wat de apostel zegt: „Wie heeft Zijn wil wederstaan?” Romeinen 9:19.

Maar je zou het met een zekere welwillendheid jegens de schrijver toch wel ergens kunnen plaatsen, zonder hem van opzettelijke ketterij te beschuldigen.

Maar dan blijkt later waarom voor deze omschrijving van Gods wil is gekozen. Op bladzijde 43 blijkt dat Ouweneel een grote plaats wil inruimen voor de vrije wilsbeslissing van de mens. Hij zegt daarover: „God respecteert de beslissing van de mens als het ware - zo hoog slaat Hij diens vrijheid en verantwoordelijkheid aan”.

Ouweneel beklemtoont sterk dat de mens een vrij en verantwoordelijk schepsel is, die tenslotte over zijn eigen lot beschikt. Ik meen hem hierin te moeten corrigeren. De mens is een verantwoordelijk schepsel. Dat is hij ook na zijn val gebleven. Dat komt inderdaad omdat hij een wil heeft. Wanneer hij zondigt, zondigt hij met zijn wil, met lust en instemming en niet tegen zijn wil. Daarom is hij verantwoordelijk voor zijn boosheden. Maar Ouweneel gaat de fout in wanneer hij stelt dat de wil van de mens vrij is om te kiezen wat hij wil, dus vrij kan kiezen tussen geloven en niet geloven.

De wil van de gevallen mens is wel vrij ten opzichte van het kwade dat hij doet. Hij doet dit met zijn wil en niet gedwongen. Maar de wil is niet meer vrij ten opzichte van het goede, het geloven en zich bekeren. De door de zonde verdorven wil van de mens kan en wil dan ook niet anders dan het verkeerde kiezen. De wil is verdorven door de zonde en daarom is de mens onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.

Spurgeon

Bij Ouweneel tref ik aan wat Luther bestreden heeft. Ouweneel beschouwt de mens met zijn wil als een heer en meester, die vrij en ongehinderd zijn beslissing neemt. Hij kan zelfs Gods wil wederstaan. Maar Luther leerde dat de wil geen heer meer is, maar een slaaf. Het paard van de wil wordt bereden door… een verdorven natuur.

Al wordt door Ouweneel gesproken over een respecteren van de menselijke verantwoordelijkheid door God, het is slechts een andere term voor de leer van de vrije wil.

Nee, de onderscheiding wederstandelijke en onwederstandelijke wil en het begrip respecteren van menselijke verantwoordelijkheid door God zijn de oplossing voor het probleem van de eeuwige straf niet.

Wij zoeken het onderscheid onder de mensen in de vrije wil en het welbehagen van God. Met onze vaderen van Dordt (1618-1619) belijden wij te geloven in de onwederstandelijkheid van Gods genade, waarin de wil van de mens niet vernietigd of ongedwongen wordt, maar liöflijk wordt gebogen. Wij aanbidden het wonder dat Christus een gewillig volk heeft op de dag Zijner heirkracht. Gods genade schenkt ons een nieuwe wil, die van harte en gewillig God dient en zich aan Christus onderwerpt.

Ik houd het daarom liever bij de evangelische prediker Spurgeon, die zegt: „Vrije wil, ik heb er dikwijls van gehoord, maar ik heb hem nog nooit gezien. De heb genoeg wil ontmoet, maar het had te doen öf met gevangen gehouden worden door de banden van de zonde öf met een gezegend gevangen genomen worden door de banden van genade”.

N.a.v. “Alverzoening, besproken en weerlegd”, door Willem J. Ouweneel; uitg. Medema, Vaassen; 48 blz,; ƒ 8,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 1996

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Ouweneel bestrijdt alverzoeningsleer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 1996

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's