Leven met een krijtje en een aanwijsstok
Oud-leraar G. B. van der Vlies: Vergaderen in plaats van lesgeven was er vroeger niet bij
Gerekend vanaf zijn kinderjaren bracht Van der Vlies bijna zestig jaar van zijn leven tussen de schoolmuren door. Geboren in 1911 in Sliedrecht -het dorp van baggeraars en dijkbouwers- stapte hij vijf en een half jaar later voor het eerst de school binnen. Achttien jaar was G. B. van der Vlies toen hij in 1929 in zijn geboortedor p Sliedrecht werd benoemd tot onderwijzer en de zorg voor een klas van 53 kinderen kreeg. Anders dan de meeste profeten in hun vaderland, werd hij als gezagsdrager en als leermeester geaccepteerd. Een tik op de tafel was meestal voldoende om de kinderschaar te temmen.
"Die eerste dag kan ik me nog goed herinneren. Ik had een houten griffeldoos en een blikken sponsdoos bij me. Op een lei heb ik me de schrijfkunst eigen gemaakt". Schrijven was in die dagen ook meer een kunst dan vandaag de dag. "Het ging om schoonschrift", dat vooral tot uiting moest komen in sierlijke krullen en halen. Met de linkerhand schrijven was taboe. "Bij degenen die dat probeerden, bond de juf de linkerarm vast, zodat ze wel gedwongen waren rechts te schrijven".
Lezen leerde de jonge Giel Bas aan de hand van de "Hoogeveenmethode", bekend van de beginwoorden: aap, noot, mies. "De juffrouw wees op het leesbord de figuur aan en wij moesten uit onze letterdoos de juiste letters kiezen en die op de leesplank in de goede volgorde neerleggen". De 'rekenmachine' waarmee de jeugd toentertijd het tellen leerde, was een telraam.
IJver werd rond 1920 beloond met een boek bij de klassenovergang. "Aan het eind van het schooljaar was er altijd een hele ceremonie. Alle kinderen kregen bij de overgang naar de volgende klas een boek. Bij de uitreiking waren de dokter, de notaris en enkele andere prominenten aanwezig. De mooiste boeken gingen naar de besten van de klas".
Barre winter
Aansluitend op de lagere school volgde de jonge Van der Vlies het uitgebreid lager onderwijs (ulo), dat aan een van de vier christelijke lagere scholen in Sliedrecht werd gegeven. Met het ulo-diploma op zak stapte hij in 1926 over naar de tweede klas van de kweekschool in Dordrecht. "Het ging er in die opleiding vooral om zo veel mogelijk kennis op te doen, minder om vaardigheden. Het kweken op een leerschool, zoals pabo-studenten nu doen, kenden we nauwelijks. Alleen in het derde leerjaar gingen we een ochtend in de veertien dagen naar de leerschool. Veel praktijkkennis van het lesgeven hadden we dus niet toen we het onderwijzersdiploma kregen uitgereikt", gnuift de oud-leerkracht.
Zijn laatste jaar op de kweekschool in Dordrecht zal Van der Vlies niet vergeten. "Het was de barre winter van 1929. Toen vroor het zo hard, dat we lopend over het ijs de rivier overstaken".
Direct na het behalen van het kweekschoolakte werd Van der Vlies onderwijzer aan een van de drie hervormde scholen in zijn geboorteplaats. De voorlopige benoeming werd na korte tijd omgezet in een vaste aanstelling. Meester Van der Vlies hanteerde achttien jaar lang het witte krijtje en de aanwijsstok op zijn eerste school. "Ik had het er gewoon heel goed", zegt hij ook nu, bijna zeventig jaar later.
Op de gang
Het aanvangssalaris was bepaald niet groot. "Toen ik in '29 begon, verdiende ik 76 gulden per maand. Daar werd je niet rijk van. Collega's die in de kost zaten, moesten 15 gulden per week betalen. Die hielden dus na aftrek van hun kostgeld 16 gulden over voor kleding, studie en -vergeet niet- sparen. Toch mopperden we niet, we waren blij dat we werk hadden".
Voor dat weinige geld maakten de onderwijzers meer uren per jaar dan nu voor mogelijk wordt gehouden. Weliswaar weken de dagelijkse schooltijden toen niet af van die tegenwoordig, maar 's zaterdagsmorgens was er gewoon school. Vakantiedagen hadden we veel minder. In de beginjaren alleen drie weken in de zomer, de dagen tussen Kerst en Oud en Nieuw en de week na Pasen. Later kregen we er in de zomer een week bij".
Pluspunt was volgens de oud-onderwijzer dat er veel minder dan tegenwoordig werd vergaderd. "Enkele keren per jaar, na schooltijd natuurlijk, maar de meeste beslissingen werden genomen tijdens het koffiedrinken in de pauze. Of gewoon in het voorbijgaan op de gang. Vergaderen in plaats van lesgeven, dat was er niet bij. Daar waren we het zelf ook mee eens. We vonden gewoon dat je die uren niet kon missen. Je moest door de stof heen".
Ander klimaat
Geen lesuitval dus door vergaderingen, ook niet vanwege ziekte van een leerkracht. "Wanneer een collega ziek was, dan ging gewoon de tussendeur open en gaf je -staande op die plek- les aan twee klassen tegelijk. Kinderen naar huis sturen omdat de meester of de juf ziek was, dat kwam niet in het hoofd van de bovenmeester op. Ook niet in dat van de andere leerkrachten, hoor. Het was heel gewoon dat je dat deed".
Dat dit in het algemeen tamelijk probleemloos lukte, lag volgens meester Van der Vlies niet alleen aan de inzet van de leerkrachten. "Het hele klimaat was anders. Leerlingen hadden meer respect voor de leerkrachten dan nu, al had je ook toen deugnieten. Er heerste orde en er waren duidelijke regels".
De orde was al duidelijk bij het begin van de schooldag. Na het luiden van de bel gingen de kinderen op het schoolplein in de rij staan en marcheerden op aanwijzing van de meester of juf naar binnen: de jongens voorop, de meisjes achteraan. Nadat de klompen onder de kapstok waren geplaatst en de jongens hun pet op de haak hadden gehangen, moesten de kinderen stil en in een rij de klas binnengaan. Er waren verder regels voor het doorgeven of ophalen van boekjes en schriften".
Handen op de rug
"Het zitten vereiste een speciale techniek. Meestal was het "armen over elkaar". Bij sommige meesters moesten de handen op de rug. Een indrukwekkende variatie was "mooizitten": wie graag een antwoord wilde geven of een karweitje doen, deed de armen over elkaar en spande het lichaam achterover, zodat de meester goed zag hoe braaf de leerling wel was. Sommige kinderen verhoogden het effect hiervan door de armen tot de kin toe omhoog te tillen.
Ook het vinger opsteken groeide soms uit tot een gecompliceerd systeem. Wist je het antwoord, dan één vinger omhoog; wilde je de meester iets vragen of 'even naar achteren', dan twee, drie vingers of de hele hand. Communicatiestoornissen bleven niet uit. Een leerkracht ontving het volgende schriftelijke verzoek: Juffrouw, Wilt U s.v.p. Liesje voortaan naar de W.Z. laten gaan, als 't moet, want zij kan 't niet inhouden".
Hoewel Van der Vlies "niet gebukt behoefde te gaan" onder ordeproblemen in de klas, was het van tijd tot tijd nodig de ergste rakkers te laten voelen dat de maat echt vol was. Strafwerk en nablijven dus. "In het algemeen stonden de ouders wel achter de meester. Soms was dat niet het geval. Zeker in de crisisjaren kon je merken dat het de mensen soms te veel was. Ouders waren in die jaren prikkelbaarder".
Klompenbon
De sociaal-economische crisis van de jaren dertig liet zich ook gelden in Sliedrecht. "Een groot deel van de mensen had het arm, ook al probeerde men de 'schande' zoveel mogelijk binnen de deur te houden. Bij zware regenval gebeurde het bijvoorbeeld wel dat een kind 's middags niet op school verscheen, omdat het 's morgens doornat was geworden en het geen tweede stel kleding had. Soms overlegde de baas met ons wie van de kinderen in aanmerking kwam voor een gratis klompenbon".
Een moeilijk maatschappelijk vraagstuk in die jaren was het ongeoorloofd schoolverzuim in verband met de kinderarbeid. Die nam tijdens de crisisjaren weer hand over hand toe. Kinderen werden vaak thuisgehouden om moeder te helpen of om met negotie langs de huizen te gaan.
Sommige huisartsen werkten dit verzuim onnadenkend in de hand. Wat te denken van het kattebelletje van een ruimhartige dorpsdokter met de mededeling te hebben besloten "dat Marietje thuis mag blijven omdat het haar moeder te veel is"? Niet alle hoofden gaven dit bij de inspectie aan, omdat ouders dreigden hun kinderen van school te halen, hetgeen verlies van arbeidsplaatsen tot gevolg kon hebben.
Toch wil Van der Vlies niet zeggen dat de kinderen in de jaren voor de oorlog geen leuke dingen op school beleefden. "Ook in de jaren dertig gingen we op schoolreis: naar Schiphol, naar Scheveningen. Prachtige dagen voor de kinderen. 's Morgens om zes uur vertrokken we dan en 's avonds om negen uur kwamen we thuis. Nog altijd heb ik groot respect voor de manier waarop mijn baas die uitstapjes organiseerde".
Lesgeven betekende gedurende het grootste deel van de loopbaan van Van der Vlies: krijtje en stem gebruiken. "Hulpmiddelen zoals dia's of opgezette dieren hadden we niet. Je moest uitleggen en vertellen". Bij dat laatste maakte hij graag gebruik van de wandplaten die de meeste scholen hadden. "Daar waren de bovenmeesters zuinig op. Soms zelfs zo zuinig, dat ze het hele jaar netjes in de bewaarkist bleven".
De wandplaten uit die tijd zijn een bewijs dat de kinderen opgroeiden met een agrarisch wereldbeeld. Veel schoolplaten legden de nadruk op het boerenleven. Generaties groeiden op tussen de platen van Scheepstra (Laatste hooiwagen), M. A. Koekoek (In de weide of In sloot en plas). De meester vertelde met de aanwijsstok met gummipunt. Voor het geschiedenisonderwijs waren er de platen van Isings, De Jongh, Wagenvoort en Moerman.
Oorlogsjaren
Aan voorbereiding was de meester veel tijd kwijt. Zeker toen de schrijfschriften nog geen voorbedrukte voorbeelden hadden. "Voor elke schrijfles moest je dan in ieder schrift een voorbeeldregel schrijven. Dat kostte veel tijd". Overigens was meester Van der Vlies ook niet helemaal gelukkig met de later ingevoerde werkschriften. "Ik redde het nooit om in een schooljaar door de stof en al die opdrachten heen te komen".
De oorlogsjaren brachten voor het onderwijs hun eigen moeilijkheden mee. Soms was het oppassen geblazen, omdat er een dochter van een NSB'er op school zat. "Dat kind werd nogal eens geplaagd en dan moest je optreden, terwijl je de belhamels die het deden soms best kon begrijpen".
Te duidelijke sympathie voor het Oranjehuis kon gevaarlijk zijn. Soms konden zelfs kleine dingen grote gevolgen hebben. Zo beleefde de Sliedrechtse jeugd dat hun bovenmeester tijdens een schoolreisje naar Dordrecht door de Duitsers werd opgepakt wegens onvoorzichtigheid. Om de groepsleiders duidelijk te maken op welke kinderen zij moesten passen, hadden de kinderen van elke groep een lint van een bepaalde kleur om. Een groep had oranje linten. Dat brak de schoolleider op. Hij moest mee voor verhoor omdat hij zijn Oranjegezindheid zou hebben gedemonstreerd. Gelukkig geloofden de autoriteiten dat het "per ongeluk" was gedaan.
Middelharnis
Gedurende lange tijd werd het schoolgebouw waar Van der Vlies werkte gevorderd. Voor een achttal ijverige leerlingen gaf de meester in die periode enige tijd les in de keuken van zijn eigen huis.
Na de bevrijding bleek de oorlogsschade in ons land groter dan men tijdens de bezettingsjaren had kunnen bevroeden. "Er was tekort aan alles. Gelukkig niet aan ijver om aan de wederopbouw te beginnen. We moesten zuinig zijn. Als onderwijzers konden we alleen een stapel nieuwe schriften van de baas krijgen, als we een stapel volgeschreven cahiers inleverden. Zo ging dat ook met potloden. Je kreeg evenveel nieuwe als het aantal stompies dat je inleverde".
Inmiddels had de Sliedrechtse onderwijzer in de avonduren de aktes wiskunde en handelskennis gehaald. Na achttien jaar te hebben gewerkt in zijn geboortedorp, vertrok hij naar Middelharnis, waar hij een betrekking aan de ulo-school had aanvaard. Met drie andere collega's onderwees hij daar de oudere jeugd. "Vanaf de eerste dag moest ik in negen examenvakken lesgeven. Dat was een hele kluif voor een beginneling", is nu nog zijn conclusie.
Mammoetwet
Vrij kort na de verhuizing naar Middelharnis werd Van der Vlies ook examinator. "Mondelinge examens werden op een centrale plaats afgenomen. Je kreeg alleen leerlingen voor je die je niet kende. De kandidaten moesten alle vakken op één dag doen. Aan het eind van de dag werd de uitslag bekendgemaakt. Dat was voor de leerlingen heel spannend". De examens slokten overigens wel een week van de vakantie op. "Een week in schooltijd en een week in de vakantie. Dat was gebruikelijk. Maar we hadden inmiddels wel een paar weken meer vrij dan voor de oorlog. We hadden dus echt geen klagen".
Na enkele jaren trok leraar Van der Vlies via de ulo-scholen in Raamsdonksveer en Utrecht naar Dordrecht, waar hij begin jaren zestig werd benoemd aan de Balthasar Lydiusschool. Hier maakte hij "de vernieuwing" door de komst van de Mammoetwet mee. Echt gelukkig was -voor de leerlingen 'meneer'- Van der Vlies er niet mee. "Prachtige boeken en leermiddelen voor moderne biologie, moderne wiskunde". De ondertoon van zijn opmerking verraadt twijfel.
Na 43 jaar het onderwijs te hebben gediend, nam leraar Van der Vlies afscheid als -inmiddels- adjunct-directeur van de mavo in Dordt. Bijna 23 jaar na zijn pensionering zegt hij nooit spijt van zijn keus voor het onderwijs te hebben gehad. "Ik zou het weer doen. Hoewel, dat moderne onderwijs van vandaag de dag...?"
Nu het einde van de 20e eeuw nadert, laten we deze weken in de serie "Dingen die voorbijgaan" tien 80-plussers over de uitoefening van hun beroep aan het woord. Volgende week deel 4: oud-hoofdverpleegkundige mevr. C. M. van Erk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1998
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1998
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's