Noodverband onder het oordeel
"Oude volk" valt steeds meer weg in Oud Gereformeerde Gemeenten
De Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland vormen een noodverband. Ze zijn wars van het roemen op "onze" kerk. "We zijn een noodverband onder het oordeel. Je vindt elkaar in de klachten", zegt ds. D. Monster. Vijftig jaar geleden, op de vergadering van 4 februari 1948, kreeg de federatie van twee stromingen, de gemeenten van ds. Boone en de zogeheten Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten, haar beslag. Zorgen heeft ds. Monster te over, zoals over het grote predikantentekort en het allerwegen afnemende geestelijke leven. "Het oude volk valt steeds meer weg".
Ouderling J. B. Philibert uit Geldermalsen heeft vanuit zijn lange ambtservaring als ouderling binnen de Oud Gereformeerde Gemeenten dezelfde ondervinding. "Na een krachtdadige bekering kwam ik uit de Gereformeerde Kerken over naar de Oud Gereformeerde Gemeenten. Daar leerde ik in Papendrecht ds. Blaak kennen".
De weemoed naar het verleden blijft bij hem overheersen. "Als ik de namen uit het verleden in herinnering roep, toen ik regelmatig de kerkelijke vergaderingen bezocht, zou ik ze zo direct kunnen opnoemen. Het waren allemaal kinderen Gods voor wie je achting had. Je moet de tijd van vroeger niet idealiseren, maar dat er toen veel meer volk van God was, is zeker".
Niet dé kerk
Ds. Monster is sinds 1991 predikant van de oud gereformeerde gemeente te Barneveld. "Wat mij aantrekt in de Oud Gereformeerde Gemeenten is de schriftuurlijk-bevindelijke waarheid en het gevoel dat wij niet dé kerk zijn. Wat mij onlangs trof in Psalm 84 is dat hier staat: Hoe lieflijk zijn Uw woningen. Dus niet mijn en onze kerk, want dan gaat het niet goed".
Ds. Monster vraagt zich wel af of er nog een ledeboeriaans heimwee is naar de Hervormde Kerk, zoals dat onlangs door ouderling M. Dankers is verwoord. "De oude kerk spreekt me wel aan. Toen ik onlangs in de hervormde kerk van Maartensdijk sprak, vervulde het me met weemoed dat daar onze vaderen gestaan hebben. Maar de Hervormde Kerk is nu een kerk die in diep verval is".
Ook Philibert gelooft niet dat er in de praktijk nog het ledeboeriaanse heimwee wordt gevonden. "Theoretisch leeft het nog wel hier en daar. Wij zitten in de nood apart en kennen een heimwee naar de Hervormde Kerk van vóór 1816 in de hoop dat God nog eens terug zal komen. Maar dat is van lieverlee weggezakt. Ik heb dat vijf jaar geleden wel ervaren toen hier de kerk verbouwd werd. Ik vond het verschrikkelijk dat wij hier een kerk moesten bouwen terwijl daar op de markt in Geldermalsen een hervormde kerk stond. Aan de andere kant is er op vele plaatsen een grote afstand tussen de Hervormde Kerk en de Oud Gereformeerde Gemeenten".
Predikantentekort
Ds. Monster heeft grote zorg over het predikantentekort. De nood op het terrein van ouderlingen is ook zeker zo groot. Er zijn zelfs al verscheidene gemeenten waar geen ouderlingen meer zijn. De meeste predikanten zijn bejaard of zelfs hoogbejaard. "Er zijn er elk jaar wel enkelen geweest die zich voor de commissie van onderzoek meldden om gehoord te worden, maar tot nu toe met weinig gevolg. We hopen dat er nog één of meer bij mogen komen. In het algemeen wordt de nood niet recht gevoeld. Ik moet de eerste nog tegenkomen die er worstelingen mee heeft. Er is allerwegen een lauwheid, ingezonkenheid en een berusten in de situatie. De wijze en de dwaze maagden zijn met elkaar in slaap gevallen. We hebben weinig besef van de werkelijkheid".
Ouderling Philibert wijst erop dat er in de Oud Gereformeerde Gemeenten altijd wel een tekort aan predikanten is geweest. Ds. Boone stond zelfs een tijd alleen. "Maar het allerergste is voor mij de onbekeerlijkheid van de mens. Wat mij zorgen baart, is dat ook het aantal ambtsdragers minder wordt. Dat is eigenlijk het gevolg van het gebrek aan geestelijk leven. Ik ben geen hartenkenner, maar ik zie dat veel gemeenten voor de keuze geplaatst worden: óf onberispelijke mensen te kiezen die bekwaam zijn, maar van wie je moet vrezen dat ze geen geestelijk leven kennen, óf de kerkdeuren dicht te doen. Dat laatste mag je natuurlijk nooit doen".
Hoorders opwekken
De prediker moet zowel de gangen van Gods Kerk verklaren als een oproep tot bekering doen, zegt ds. Monster. "Dat laatste is er ook zeker wel. Hoe meer de voorganger dit voelt, des te meer zal hij de hoorders opwekken. Ik heb het onlangs nog tijdens een dienst mogen zeggen: "Het kán nog. Haast u dan om uws levens wil. De mogelijkheid is er". Het gaat in de prediking vooral om de zuivere leer. Smytegelt zegt daarvan dat de zuivere leer daar te vinden is waar God en Zijn deugden op het hoogst verheerlijkt worden, de mens op zijn diepst vernederd en de zondaar die onder de prediking zondaar mag worden, op zijn bondigst vertroost wordt".
Ds. Monster begint zijn prediking nooit met een oproep om tot Christus te vluchten. "Nee, nee, dan heb je eerst te wijzen op de noodzakelijke kennis van de verlorenheid. We moeten wijzen op de doodstaat en op wat ons te wachten staat als we onbekeerd sterven. Dat de schrik des Heeren ons tot geloof moge brengen, is mijn wens. Ik probeer altijd op twee dingen te wijzen: het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God, maar ook wil ik laten zien wie God in Christus voor een ellendig mens wil zijn".
Ouderling Philibert denkt dat er in de achterliggende vijftig jaar geen verschil in de prediking gekomen is. "De inhoud van de prediking kunnen we zo samenvatten: Om zalig te worden, moeten we de toevlucht tot Christus nemen. Dat betekent drie zaken: in de eerste plaats het recht om tot Christus te mogen komen, in de tweede plaats moeten we wijzen op de kracht en het vermogen om te kunnen komen en ten slotte op de gewilligheid om te komen. Dat eerste is er en dat moet ook voluit gepreekt worden. Dat heeft niets te maken met de mens aan het werk zetten. Ik las onlangs bij Th. Avinck dat iedereen mag komen en dat er een goddelijke nodiging tot allen uitgaat. Maar ook de andere twee zaken zijn waar. Niemand kan komen tenzij dat de Vader hem trekke. En bij ons is er van nature geen gewilligheid te vinden.
Het Woord alleen kan het niet doen. Het Woord is wel Gods Woord, maar God Zelf nog niet. Woord en Geest moeten wij bij elkaar houden. Smytegelt zegt als we alleen het Woord hebben er letterkennis is, en is er alleen de Geest, dan is er geestdrijverij. De mens moet door ondervinding aan de weet komen dat hij door zichzelf niet zalig kan worden, maar ook weten door Wie dit wel kan. Dan is het Christus Die Zich aan zondaren openbaart".
Oude schrijvers
Ds. Monster zegt dat in zijn kerkverband de oude schrijvers steeds minder worden gelezen. In de tijd dat hij in Puttershoek woonde, bestonden de gelezen preken voor 80 procent uit oude schrijvers. Dat waren Smytegelt, Beukelman, Van der Groe en veel preken uit Overjarig Koren, zoals van de Erkines en Boston. "Die waren ruim. Maar we moeten wel zorgen voor een bepaald evenwicht, dus niet alleen Erskine, maar ook Van der Groe, om maar twee uitersten te noemen. Ik ben wel eens bang voor een verkeerd verstaan van oude schrijvers. Als men de preek van Erskine leest over "Tot u is het Woord der zaligheid gezonden", begint deze prediker uit te leggen wie ermee bedoeld wordt. Aan de beloften hangt altijd een adreskaartje. Het gaat in de tekst "O gij dorstigen", om de dorstigen en nooddruftigen. Maar die nooddruftigen kunnen zich niet voor uitverkoren houden. Dat is de waarheid achter de waarheid".
Ouderling Philibert leest elke zondag uitsluitend oude schrijvers. Nederlandse en Schotse. Hij betreurt het dat er steeds meer een tendens is om eigentijdse preken te kiezen. "De oude schrijvers waren ruim in de nodiging, maar leerden ook wat er bevindelijk gekend moet worden, de gangen van Gods volk. Daarom lees ik ook wel Philpot omdat hij zo kostelijk deze gangen verklaart".
Jeugd
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, is een bekend gezegde. De jeugd heeft het bijzonder moeilijk, is de overtuiging van ds. Monster. "De zuigkracht van de wereld is groot. Ze moeten studeren, zodat ze met alles in aanraking komen. Welke kant het uitgaat, weet ik niet. Maar ik durf geen stenen naar hen te gooien. Ik geef aan verschillende groepen catechisatie en probeer me in hun wereld te verplaatsen. De jeugd staat in de branding, denk ik wel eens".
Of jongeren intensief met het Woord van God bezig zijn, weet ds. Monster niet. "Ik zou graag meer willen horen. Het doet me goed als jongeren na de catechisatie even apart bij mij komen om wat verder te vragen. Je ziet wel eens dat de ene ernstiger is dan de ander en meer onder het beslag is van de waarheid. Je ziet ook wel eens dat er enige indrukken van de waarheid zijn. Maar daarmee zeg ik niet dat het dan veranderde mensen zijn".
Philibert heeft in zijn bijna 40-jarige ervaring met catechiseren niet de indruk dat er geestelijk leven is onder jongeren. Toch is het volgens hem wel zo dat op huisbezoek bij de ouderen veel meer een "dode lijdelijkheid" heerst dan bij jongeren. "Er is onder de jeugd meer belangstelling. Ik zeg niet dat er direct geestelijk leven is, dat durf ik niet te zeggen, maar ze zijn er wel meer mee bezig".
Binnen het kerkverband zijn er geen activiteiten voor jongeren. Ds. Monster: "Het is wel eens een keer gevraagd, mede om de jongeren van de straat te houden. We vonden wel dat het dan onder goede leidinggevende figuren moest komen. Het probleem is echter dat ambtsdragers overbezet zijn".
Philibert erkent dat er binnen de Oud Gereformeerde Gemeenten weinig belangstellig is voor verenigingswerk. "Ik zeg het misschien te zwart-wit, maar op verenigingen worden farizeeërs gekweekt en geen tollenaars". Hij heeft niet de indruk dat er behoefte is aan activiteiten voor jongeren. Er is ook amper kerkverlating onder jongeren. En als er hiervan sprake is, dan gaat het niet om aansluiting bij andere kerken, maar om het kiezen van de wereld. Het is alles of niets, zo bevestigt hij.
Met leedwezen constateert ds. Monster dat het "oude volk" steeds meer wegvalt. "We leven nu in een tijd waarvan ds. Lamain heeft gezegd dat er meer belangstelling is voor het avondmaal dan voor het kennen van Christus. Ik ben bang voor doorvloeiing, dat mensen verder praten dan dat zij geleerd hebben. Dat laatste is nog het geringste wat er kan gebeuren, want een mens kan ook denken heel wat te bezitten en niets te hebben. Ook onder ons is er een toename van avondmaalsgangers. Daar ben ik niet gelukkig mee. Maar je gaat er in het land steeds meer tegenaan lopen".
Philibert is aan de ene kant blij dat er geen "doorbreking" is en dat ze "maar aanlopen". "Maar de andere kant moet ook gezegd worden. Als ik catechisanten hoor over kerken waar wel honderden mensen aan de bediening gaan, gekleed in allerlei kleuren, dan laat ik ze rustig uitspreken en vraag hen: Hoe staan jullie er zelf voor? Als er in mijn eigen gemeente van de 545 leden maar vijf aangaan, dan noem ik dat het allerdroevigst. Ik zeg niet dat allen die niet deelnemen aan het avondmaal onbekeerd zijn, maar ze komen er niet voor uit dat ze het leven bezitten".
Toch zijn er volgens de predikant tekenen van hoop. Ds. Monster vertelt uitvoerig van een opmerkelijke samenstemming van een drietal kinderen Gods in den lande, uit de Hervormde Kerk, de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Zij allen hebben van God te verstaan gekregen dat er nog een "jonge kerk" op komst is. Een van hen was er zelfs zo zeker van dat zij zei: "Als dit niet waar is, dan klopt er van mijn hele bekering niets". Ds. Monster verklaart deze verwachting van een jonge kerk als een hoop op de doorwerking van Gods Geest, niet alleen onder jongeren (zoals de uitdrukking "jonge kerk" misschien kan suggereren), maar ook onder ouderen. "De tijd zal het leren".
Ook Philibert wil positief eindigen. "Het is een benauwde tijd, ja zeker. Maar de Heere werkt nog wel, anders zou de wereld vergaan. Ik zou niet willen zeggen dat de Geest weg is gegaan. Wij hebben de Geest smart aangedaan en weggezondigd.
Daarom is de Geest zo ver geweken. Het ene is het gevolg van het ander. Mensen bekeren is Gods werk. We kunnen onszelf niet bekeren. Maar er zijn zo veel dingen die we niet doen terwijl we die wel kúnnen doen. En om dat laatste gaat de mens verloren. Als de mens onbekeerd verder leeft, wat het allerverschrikkelijkst is, kan hij later niet zeggen dat hij in een tijd heeft geleefd waarin Gods Geest niet meer werkte. Nee, hij gaat om eigen schuld verloren".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1998
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 februari 1998
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's