Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De psalmen tussen Israël en de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De psalmen tussen Israël en de kerk

Ds. P. F. Bouter promoveert op de psalmuitleg van Athanasius van Alexandrië

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hart voor Israël, liefde tot het Joodse volk. Ds. P. F. Bouter vindt het goed. Maar wel zet de hervormde predikant uit Putten, vanuit zijn promotieonderzoek naar Athanasius, er een kanttekening bij. "Gaan we de geweldige rijkdom van het Nieuwe Testament niet verliezen door een overdreven liefde voor Israël?" Van de kerkvader uit Alexandrië leerde ds. Bouter dat het Joodse volk altijd gezien moet worden in diens relatie tot de Heere Jezus. "Ik ben bang dat nogal wat christenen dit vergeten en daarmee de Joden in feite gelijk geven in hun verwerping van Christus."

Ds. Bouter promoveerde vanmiddag aan de Universiteit Utrecht op het onderzoek "Athanasius van Alexandrië en zijn uitleg van de Psalmen" (Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer). Het was zijn vrouw die de aanzet gaf tot de studie. "Ik voel me in hart en nieren gemeentepredikant en ben met mijn kandidaatsexamen de pastorie ingegaan. Mijn vrouw raadde aan het doctoraal alsnog te gaan doen."

Korte tijd voor het afronden van de doctoraalstudie stuitte ds. Bouter op een vrij onbekend exegetisch werk van Athanasius (ca. 295-373), bisschop in de Egyptische havenstad Alexandrië. Het was diens commentaar op het boek der Psalmen. Wie nu denkt dat het proefschrift uitsluitend interessant is voor vrienden van de Vroege Kerk, heeft het mis. De actualiteit van de kerkvaders blijkt door de hele studie heen.

Relatie

Ds. Bouter heeft zich afgevraagd welke hermeneutiek (regels voor de uitleg) van de Bijbel Athanasius hanteerde. Een belangrijke ontdekking voor hem is dat de kerkvader de Schrift uitlegde vanuit zijn oorsprong, ofwel vanuit God. "Volgens Athanasius kun je niet zomaar de Schrift gaan uitleggen, daarvoor is een persoonlijke relatie met God nodig, een relatie die door het geloof en met een nederig hart wordt ontvangen."

De bisschop van Alexandrië wees de wetenschappelijke instrumenten om de Bijbel te bestuderen niet af, zegt dr. Bouter. "Maar zijn grondovertuiging bleef dat de Bijbel in de eerste plaats een heilige omgang vraagt, in de overtuiging dat God er Zich in openbaart. Wie exegese ziet als louter een gebeuren tussen het menselijk verstand en de bijbeltekst, heeft volgens Athanasius nog een verkeerde gezindheid jegens God en Zijn openbaring. Daardoor zal zo iemand tot de wezenlijke inhoud van de tekst niet doordringen."

Zo gezien kun je de Schrift in feite niet neutraal bestuderen in de moderne academische wereld, vertaalt de Puttense predikant de overtuiging van Athanasius naar het heden. "Een mens zonder geheiligd gemoed kan immers geen recht doen aan God in Zijn grootheid. Exegese is dan ook een daad van vroomheid, ze hoort thuis binnen het kader van de kerk, de plaats waar het geloof wordt gewekt. Het is goed om een groot geleerde aan de academie te zijn, maar zonder nederig gemoed zul je God in de Schrift nooit vinden, houdt Athanasius ons voor."

Volgens dr. Bouter vraagt onze tijd dringend om exegeten die "moedig de Bijbel vanuit het geloof bestuderen. De gereformeerde gezindte heeft oud- en nieuwtestamentici nodig die niet wegkruipen voor de moderne bijbelwetenschap, maar exegese in de lijn van de kerk der eeuwen willen bedrijven."

Christologisch

Het is de predikant uit Putten opgevallen dat Athanasius de Psalmen ruimhartig christologisch, dus met een toepassing op Christus, uitlegt. Sommige exegeten stellen dat je alleen die delen uit het Oude Testament christologisch kunt lezen die in het Nieuwe Testament als zodanig geciteerd worden. Dr. Bouter is het daar volstrekt mee oneens. "Christus heeft Zijn discipelen na Zijn opstanding onderwezen dat in Hem vervuld werd wat geschreven stond in de wet, de profeten en de psalmen. Kort daarna zie je hoe Petrus op de pinksterdag al diverse psalmen uitlegt met een toepassing op Christus' vernedering en verhoging. Dit voorbeeld laat zien hoe je met alle psalmen mag omgaan."

Deze eenheid van Oude en Nieuwe Testament was voor de beleving van de Vroege Kerk nog sterker, omdat de kerk toen gebruikmaakte van de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Overal waar in de Psalmen "HEERE" staat, vertaalt de Septuaginta dat met "Kurios"; dat is ook de naam die de verhoogde Christus in het Nieuwe Testament kreeg. Door het hele Psalmenboek heen las de Vroege Kerk dus over Christus.

Het is dr. Bouter sowieso opgevallen dat de kerkvaders de Bijbel veel meer als een eenheid lazen. "Door de Verlichting is in de bijbelwetenschap alle nadruk komen te liggen op de karakteristieken van de afzonderlijke bijbelboeken, op de eigenheid van de bijbelschrijvers. Nu heeft deze insteek zeker grote waarde, maar laten we niet vergeten dat de Vroege Kerk de Schrift las vanuit een diep besef van God als de ene ware Auteur met daarbij een diep besef van Gods onveranderlijkheid. God sprak, zei Athanasius, door alle tijden heen hetzelfde, of Hij nu sprak bij de schepping, tot Mozes of door de apostelen. Dat geeft een eenheid aan de resultaten van het Schriftonderzoek die je in de moderne bijbelwetenschap helaas mist."

Christologie

Ook op het gebied van de leer van Christus en de leer van de verlossing (de christologie en de soteriologie) heeft de kerkvader anno 2001 veel zeggingskracht, vindt ds. Bouter. Hij wijst op een uitdrukking die wel de meest karakteristieke in Athanasius' psalmencommentaar is. Christus spreekt in de Psalmen, aldus Athanasius, "in de persoon van de mensheid." Aangezien deze uitdrukking niet voorkomt bij kerkvaders als Origenes, Clemens van Alexandrië en Eusebius van Caesarea -wiens psalmencommentaar Athanasius op zijn schrijftafel moet hebben gehad- komt ds. Bouter tot de conclusie hier een heel eigen verwerking van de vroegchristelijke traditie te vinden is.

Door mens te worden, stelt Athanasius, is Christus één geworden met de mensheid. Namens de mensheid heeft Hij zo de prijs der zonde betaald, de dood en de duivel overwonnen. Binnen de kerk krijgt een mens deel aan deze verlossing. Daar oefent Christus gemeenschap met Zijn gelovigen."

In de vorige eeuw heeft de grote geleerde Adolf von Harnack wel de tegenstelling gemaakt dat de oosterse kerk vooral de verlossing van de dood leerde, terwijl het Westen alle nadruk legde op de verlossing van de zonde. Dr. Bouter vindt deze tegenstelling "te beperkt." "Athanasius", legt hij uit, "tekent de situatie van de mens als zowel onderworpen aan de dood, als geneigd tot de zonde en beheerst door duivel en demonen. Christus' kruis en opstanding prediken dan ook zowel een overwinning over de dood als een verlossing van de zonde en bevrijding van de macht van de duivel." Het plaatsbekledende aspect van Christus' verlossingswerk vindt dr. Bouter dan ook duidelijk terug bij Athanasius.

Van de Beek

Met deze uitleg van de kerkvader gaat de hervormde predikant uit Putten een andere weg dan prof. dr. A. van de Beek, die zijn christologie voor een belangrijk deel op Athanasius fundeert. Volgens Van de Beek is God in Christus solidair met de mensheid in al zijn noden. Voor ds. Bouter is deze uitleg van de kerkvader te vlak. "Van de Beek heeft het moderne begrip van de tastbare ellende in deze wereld teveel ingelezen in de theologie van Athanasius."

Ernstiger vindt hij dat de Amsterdamse dogmaticus in zijn boek "Jezus Kurios" stelt dat God Zelf in zekere zin medeverantwoordelijk is voor het kwade in deze wereld. Dr. Bouter is deze visie niet bij Athanasius tegengekomen. "Dat zou voor hem zelfs ronduit een dwaling zijn. Athanasius staat voor de onveranderlijke zuiverheid en goedheid van God. Door de overtreding van de mens is de zonde in de wereld gekomen en daardoor de dood. Door de zondeval is de poort naar de duivel geopend. Dat gegeven laat Van de Beek te veel weg."

De promovendus erkent wel de verschillen in de theologie van de oosterse en de westerse kerk. "In de oosterse kerk is inderdaad meer nadruk gelegd op de dood als de gestalte waarin de zonde openbaar komt, het is ook waar dat de kerk in de Middeleeuwen het aspect van de schuld van de mens tegenover God breder heeft uitgewerkt, maar de wortels van deze overtuiging kom ik voluit bij Athanasius tegen."

Ds. Bouter kan dan ook niet uit de voeten met de opvatting dat pas bij Augustinus de zondige natuur van de mens, het geneigd zijn tot alle kwaad naar voren komt. "Athanasius deelde deze overtuiging en brengt haar in zijn psalmencommentaar naar voren."

Israël

Voor Athanasius is Christus de rode draad door de heilsgeschiedenis. "En dus niet Israël", zegt ds. Bouter. "Tot de verschijning van de Heere Jezus had Israël een grote plaats in Gods heilsplan. Maar Israël wees Christus af. In de ogen van Athanasius kreeg het volk nog een tweede kans. Maar toen bleek dat het Joodse volk Christus definitief verwierp, werd Jeruzalem verwoest en kwam er een einde aan het bestaan van Israël als volk van God."

Dit verwerpen van de Heere Jezus door het Joodse volk is een scharniergebeurtenis, zegt dr. Bouter in navolging van Athanasius. "Vanaf de verschijning van Christus behoren tot het volk van God zij die in Christus geloven. Dat kun je niet van het Joodse volk als geheel zeggen. Athanasius leert ons dat je nieuwtestamentisch nooit van een volk van God kunt spreken buiten Christus om."

Wat het Israël onder het Oude Testament was, volk van God, dat is nu de kerk van het Nieuwe Testament, concludeert ds. Bouter uit zijn studie naar Athanasius.

"Maar dit is vervangingstheologie!" roepen veel christenen.

"Ik denk dat men het woord vervangingstheologie vaak te extreem uitlegt -alsof je Israël afschrijft-, om het vervolgens als een erge dwaling af te schilderen. Daaraan lijk je je al schuldig te maken als je niet wilt zeggen dat Israël in het heden volk van God is. Maar als je recht wil doen aan het Nieuwe Testament, kún je dat eenvoudig niet zeggen. Petrus past in zijn eerste brief de titels die in Exodus 19:5-6 aan Israël worden toegekend niet voor niets toe op de kerk van het Nieuwe Testament. Daar zit inderdaad een element van vervanging in."

Ds. Bouter zou op zijn beurt juist een pleidooi voor een "eerherstel van de kerk" willen voeren, voor de kerk als nieuwtestamentisch volk van God. "Als we zingen: Jeruzalem is wel gebouwd, waar onze God Zijn woning houdt, dan mogen we, in het licht van de vervulling, ook zien op Putten, waar de gemeente al zo veel eeuwen in de Oude Kerk samenkomt en waar de Heere kennelijk wonen wil."

Onheus

De Vroege Kerk is ook wel verweten dat ze uit afkeer van het Joodse volk in hun theologie nauwelijks een plaats hebben willen inruimen voor Israël. Dr. Bouter vindt dergelijke beschuldigingen "onwaar en onheus." "Ik denk wel dat de kerkvaders het Nieuwe Testament en de beslissende betekenis van Christus in de heilsgeschiedenis beter hebben begrepen dan veel christenen in deze tijd."

Athanasius' houding heeft ook niets te maken met antisemitisme, benadrukt de Puttense predikant. "Israël wordt niet beoordeeld op grond van ras, maar vanuit zijn relatie tot Christus. Athanasius verwachtte zelfs een volksbekering van Israël in de eindtijd. Maar dat zal dan wel gepaard gaan met berouw over de zonde en geloof in Christus. Op die manier wordt het oude volk van God deel van het nieuwtestamentische volk van God."

Overigens maakt ds. Bouter op dit punt wel een kritische kanttekening bij 'zijn' kerkvader. "Te weinig heeft hij genoemd dat "de rest" van het oude bondsvolk, de apostelen, die Joden waren, het begin vormden van het nieuwe volk van God, de kerk. Tegelijkertijd houd ik eraan vast dat zij die tot waarachtig geloof kwamen, niet in Israël werden ingelijfd, maar in het in Christus gelovende Israël."

Er wordt, vindt ds. Bouter, in deze tijd met veel te weinig onderscheid over Israël gesproken. Binnen de evangelicale wereld heeft zich de laatste veertig jaar een ingrijpende koerswijziging voorgedaan, waardoor het Joodse volk als zelfstandige grootheid, los van Christus, een te grote plaats binnen de theologie heeft gekregen. Stichting Christenen voor Israël is hiervan wel het meest uitgesproken voorbeeld, maar ook binnen hervormd-gereformeerde kring zie je de invloed van dergelijke opvattingen toenemen. Als het onderwerp Israël op deze wijze de theologie binnenkomt, kan het wel eens als het paard van Troje zijn, dat de christelijke geloofsleer ondermijnt. Dat zie je wel heel sterk gebeuren als Israël-vrienden willen terugkeren tot de viering van de oudtestamentische sabbat."

"Denken we echt verder te komen", vraagt ds. Bouter zich af, "als we uit medelijden met het Joodse volk tekort doen aan de positie van Christus? Daar help je geen Israëliet mee."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 2001

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

De psalmen tussen Israël en de kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 2001

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's