"Deze mensen hebben de sluier weggerukt"
Spurgeon adviseerde studenten onkiese onderwerpen niet te vergeestelijken
In zijn onnavolgbare "Pastorale Adviezen" geeft Charles Haddon Spurgeon menig treffend staaltje van curieuze tekstkeuzes door predikanten. Vergeestelijk nooit onkiese onderwerpen, adviseert hij zijn studenten. "Heren, het is walgelijk met welbehagen over kussen en liefkozen te spreken, zoals sommige predikers dat doen."
Het was niet voor de eerste keer dat de vermaarde Oener pastor J. T. Doornenbal hoorders in de kerk had. Maar die ene keer preekte hij net over Psalm 55:7: "Och, dat mij iemand vleugelen als ener duive gave! Ik zou heenvliegen, waar ik blijven mocht." Hij had het echt niet met opzet gedaan, verontschuldigde hij zich in de volgende kerkbode. Want o, die tekstkeuze. Al te gemakkelijk kan een hoorder denken, dat het op hem of haar was gericht of vermoedt de gemeente er een plaatselijke of andere 'toestand' achter. Zeker, een tekstkeuze kan achteraf voor iemand persoonlijk bedoeld zijn geweest; in geestelijke zin wel te verstaan. Maar ook een domineeshart is arglistig. En op de kansel heeft hij de ruimte.
Gelegenheden
Maar er zijn ook tekstkeuzes bij speciale gelegenheden. Dat ds. Carel ter Linden voor het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima een tekst uit Ruth koos, is alom als vondst getypeerd. Maar er zijn ook tekstkeuzen op-de-klank-af, zelfs op-de-naam-af. In "'n preek zus, 'n preek zo" - een deel in een fraaie reeks van vier, gaf ooit de kerkjournalist Henk de Jong daarvan treffende voorbeelden. Toen dr. H. G. Clemens in 1772 in 's Hertogenbosch predikant werd, was de intredetekst Filippenzen 4:3b "Ook Clemens en de andere medearbeiders." Toen in 1766 het dorp Ravestein de vijfde opeenvolgende predikant met de naam Buschman kreeg, werd de vijfde bevestigd met de woorden " In plaats van uw vaderen zullen uw zonen zijn" (Ps. 45:17a). En toen ds. Petrus Hofstede in de achttiende eeuw afscheid nam van Steenwijk na een verblijf van anderhalf jaar, was de afscheidstekst "En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden" (Hand. 18:11). Het is overigens nog niet zo lang geleden dat een predikant bij intrede in een gemeente door een plaatselijke collega deze tekst kreeg voorgehouden als mogelijke duur van zijn verblijf aldaar. Hij had namelijk zijn intrede gedaan met de voorafgaande tekst, waarmee de prediker zich in de voetsporen van Paulus geroepen wist naar die stad, namelijk "Ik heb veel volks in deze stad."
In zijn boekje maakt Henk de Jong verder ook gewag van de tekst die de predikant van de gereformeerde gemeente van Dirksland, ds. A. de Blois in 1925 koos bij de instituering van de kleine zustergemeente van Middelharnis: "Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen in die dag, als men van haar spreken zal?" (Hooglied 8:8).
Pastorale adviezen
Ik vroeg mij af of het nog te achterhalen zou zijn wat de Dirkslandse pastor van die tekst heeft gemaakt, dat zou me wel interesseren. Maar deze gelegenheidstekst biedt wel een kapstok om uit te komen bij Charles Haddon Spurgeon. Die heeft aan de tekstkeuze menig advies gewijd voor de studenten die hij opleidde aan het door hem in 1856 gestichte Pastor's College. In zijn onnavolgbare "Pastorale Adviezen" -in Nederland eerst in twee delen uitgegeven bij Kok, Kampen en recent in drie delen bij De Banier, Utrecht- geeft de Prins der predikers menig treffend staaltje van curieuze tekstkeuzen.
Toen ene ds. Athanase Coquerel voor de derde keer Amsterdam bezocht, preekte hij over de tekst "Dit is nu de derde maal, dat ik tot u kom" (2 Kor. 13:1). Toen Amerika's president Abraham Lincoln stierf, werd een pree k gehouden over "Abraham stierf". En voor "een rondtrekkend gerechtshof" preekte een dominee over "Oordeelt niet, opdat ge niet geoordeeld wordt".
Spurgeon gewaagt bij dit alles, behalve van merkwaardige tekstkeuzen, ook van de allermerkwaardigste uitleggingen, met name als het om vergeestelijkingen gaat. Ene ds. Slopdash bracht de drie korven op het hoofd van de bakker in de geschiedenis van Jozef bijvoorbeeld in verband met de drie-eenheid. Zelf zou Spurgeon over de tekst "zet het mes op uw keel als gij een gulzig mens zijt" hebben volstaan met te zeggen -àls hij er al over gepreekt zou hebben- dat iemand die graag eet en drinkt zich in acht moet nemen, zeker in de tegenwoordigheid van aanzienlijke personen. Maar dat was maar 'dode letter' vonden enkele van zijn gemeenteleden die liever met vaste spijs werden gevoed dan met Spurgeons melk. Ds. Bawler namelijk had het beter gedaan: de gulzige was de pas bekeerde, de heerser was de "prediker van wet en werkheiligheid" en men kon zich net zo goed de keel afsnijden dan naar zulke wettische dominees te luisteren.
Hooglied
En zo komt Spurgeon dan ook op tekstkeuze en tekstuitleg uit het Hooglied. "Vergeestelijk nooit onkiese onderwerpen", adviseert hij zijn alumni. Nergens is het gevaar daarvoor zo groot als bij teksten uit het Hoge Minnelied dat Hooglied heet. De eerder door hem opgevoerde familie (ds.) Slopdash, zegt hij, "is nooit meer op haar gemak dan wanneer zij spreekt op een manier die zedige wangen doet blozen. Er is een soort torren dat voortteelt op een vuilnisbelt."
Hij wijst dan op een theoloog, die "met zinnelijke zalving" uitweidde over de in twaalf stukken gesneden bijvrouw uit Richteren 19:29, alsof hij dat zelf niet beter had kunnen doen. Waar de Heilige Geest "een sluier hing en kuis was", zegt Spurgeon, daar hebben "deze mensen die sluier weggerukt." Letterlijk zegt hij vervolgens: "Ik ben werkelijk niet overdreven kieskeurig, verre daarvan, maar verklaringen van de wedergeboorte naar analogie van bakerverhalen, uiteenzettingen van de besnijdenis en nauwkeurige beschrijvingen van de huwelijksgemeenschap zouden mijn verontwaardiging opwekken."
Het kan "een oud man" nog vergeven worden als hij de grenzen van zuiverheid overschrijdt -waarom eigenlijk?- "maar voor een jonge man is er niet het geringste excuus, wanneer hij de grens der betamelijkheid overschrijdt." Of dan Spurgeons toepassing de toets der door hemzelf gehanteerde kritiek kan doorstaan, is intussen de vraag. Spurgeon voelt zich namelijk met Jehu geneigd om zulke predikers "neer te werpen van de hoge plaats, die door zulk een brutale onbeschaamdheid wordt onteerd." Nou, nou!
Maar zijn conclusie is duidelijk en behartigenswaardig voor alle tijden en plaatsen: "Heren, het is walgelijk met welbehagen over kussen en liefkozen te spreken, zoals sommige predikers dat doen: men kan beter het Hooglied met rust laten dan het door het slijk te halen."
Londen, 1856
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 2002
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 2002
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's