Oren een kwartslag draaien
Spelen van eigentijdse muziek is vanzelfsprekend voor Jos van der Kooy
Veel organisten wagen zich niet aan het spelen van hedendaagse muziek. Ze vinden dergelijke werken niet te pruimen of zijn wellicht bang hun publiek weg te jagen. Jos van der Kooy is een van de Nederlandse musici die zich wel intensief met eigentijdse composities bezighouden. Hij verplicht zich er regelmatig toe moderne composities te studeren én uit te voeren. Niet dat dit gemakkelijk is. "Er vliegt wel eens een partituur door de studeerkamer."
Het streven van Jos van der Kooy is geen schoolvoorbeeld van jeugdige overmoed. De 53-jarige musicus -cantor-organist van de Amsterdamse Westerkerk en stadsorganist van Haarlem- blaast al jaren zijn partijtje mee in de Nederlandse orgelwereld. Op dinsdag 17 mei verzorgt hij de aftrap van het concertseizoen op het Müller-orgel in de Grote of Sint-Bavokerk in Haarlem. Hij besluit zijn optreden met "Pneoo" (1979) van Daan Manneke. Een week later staat de "Passacaglia en Fuga" van Wim D. van Ligtenberg (1972) op de rol. Verder bevatten de programma's veel Bach en Reger.
Het is voor Van der Kooy geen vraag óf hij eigentijdse werken zal uitvoeren. "Dat hoort er gewoon bij, net als het spelen van Sweelinck, Bach of Franck." Die vanzelfsprekendheid is het gevolg van een lang proces: "Toen ik als negenjarige Francks "Deuxième Choral" hoorde spelen, vond ik dat een vreselijk stuk, geen touw aan vast te knopen. Toch was mijn interesse gewekt. Op mijn dertiende worstelde ik me door het "Premier Choral" van Hendrik Andriessen heen, in mijn beleving van toen een heel modern stuk.
De Nederlandse orgelwereld was in de jaren zestig -de tijd dat mijn oren opengingen- best interessant. Ik maakte bijvoorbeeld kennis met Messiaen, Hindemith, met "Phases" van Cor Kee, een werk dat met half opengetrokken registers begint. Daarnaast kreeg ik lp's van Charles de Wolff in handen waarop hij onder meer werken van Anthon van der Horst speelt."
Op het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium werd Jos van der Kooy verder ondergedompeld in eigentijdse klanken. Door zijn orgelleraar Piet Kee en door Ton Hartsuiker, een bevlogen docent moderne muziek. "Hedendaagse composities hoorden er helemaal bij. Zo speelde ik in 1977 tijdens een orgelconcours in St. Albans "Games" van Paul Petterson, een grote map met losse bladen. De uitvoerder mocht zelf de volgorde bepalen. Tegelijkertijd was ik gek van Reger, Liszt, Franck, Bach en Buxtehude. En ik wil me nog altijd niet specialiseren in één genre."
Waar begint en eindigt moderne muziek?
"De grens is moeilijk af te bakenen. Veel mensen ervaren "Le banquet céleste" uit 1928 van Olivier Messiaen als modern, terwijl ik dit niet meer tot deze categorie reken.
Niet alle nieuwe muziek is even interessant. Een goed stuk blijft immer actueel, andere werken verbleken in de loop van de tijd. Ik heb veel respect voor mensen die iets nieuws ontdekken, zonder geforceerd bezig te zijn. Belangrijke componisten die voor orgel hebben geschreven, zijn Daan Manneke, Wim de Ruiter, Piet Kee en Jan Welmers."
Zijn er bepaalde trends in het huidige componeren aan te wijzen?
"Nieuwe orgelmuziek is de laatste tijd iets behoudender geworden. De scherpe kantjes zijn er wat af. Diep in mijn hart vind ik dat soms jammer."
Waarin verschilt het je eigen maken van nieuwe composities met het studeren van bestaande muziek?
Het studeren van moderne muziek betekent een aanslag op mijn agenda. Ook het uitzoeken van registraties kost veel tijd. Het is een proces van bloed, zweet en tranen, maar met een brok calvinistische arbeidsethos kom je een eind.
Regelmatig klop ik met vragen bij de componist aan. Ik tast namelijk net zo in het duister als de toehoorder die voor het eerst met een werk in aanraking komt. Vergelijk het ook met de frustraties en moeilijkheden die een kind heeft tijdens de eerste jaren dat hij orgelles krijgt. Zo beleef ik meestal het studeren van nieuwe composities. Structuren en ritmiek komen totaal niet overeen met die van de oude muziek. De ruimtewerking is ook anders. Elke keer moet ik daarom op nul beginnen, in feite worden als een kind. Mijn nieuwsgierigheid houdt me op de been. En het vooruitzicht dat ik een stuk ooit speel.
Ik word niet slechter van de omgang met een weerbarstig stuk. Het is voor een predikant toch ook verrijkend als hij van tijd tot tijd worstelt met een bijbeltekst en moet zwoegen op zijn preek?"
Wat drijft u om hedendaagse stukken op uw programma's te zetten?
"Een orgel is in mijn ogen zowel een historisch als een eigentijds instrument, daarom moet je je niet tot oude stukken beperken. Het ontbreken van nieuwe composities betekent het einde van de muziek. Daar moet je toch niet aan denken! Wij zitten op het snijpunt van het verleden en de toekomst. Eigentijdse kunstuitingen vormen een onmisbare schakel tussen die twee werelden.
Mijn streven is mensen voortdurend te confronteren met hedendaagse muziek. Als een avontuur. Ik houd in mijn programmering wel rekening met luisterervaring: concertgangers buiten de grote muziekcentra zijn meestal minder gewend dan het Haarlemse publiek.
Ik speel geen programma's met enkel moderne muziek. Vrijwel altijd hanteer ik de sandwichformule, een eigentijds stuk in het midden van het programma. Voortdurend vraag ik me af voor welke concertprogramma's ik vroeger de trein in stapte en probeer dat naar mijn eigen programma's te vertalen. Zo geniet ik er nog altijd van de "Suite Gothique" van Boëllmann en de "Cantilena" van Rheinberger te spelen. Daar schaam ik me niet voor. Tijdens kerkdiensten in de Amsterdamse Westerkerk improviseer ik ook niet alleen in een moderne, maar ook in romantische en barokke stijl."
Welke tips kunt u aan de hand doen?
"Ik zeg altijd tegen de mensen: Je hoeft moderne stukken niet mooi te vinden, maar probeer er wél naar te luisteren. Doe net alsof je nog nooit muziek gehoord heb. Vergeet alles wat je weet over melodieën, ritmes en akkoorden. Probeer je oren als het ware een kwartslag te draaien en onbevangen te luisteren. Je moet ermee vertrouwd raken, maar ook hedendaagse muziek kan geweldig zijn."
Hoe reageert het publiek op uw verrichtingen?
"Na afloop van een concert ga ik regelmatig het gesprek met het publiek aan. Tot nu toe heb ik nooit vervelende reacties gehad. Mensen geven vaak eerlijk aan dat moderne muziek voor hen geen must is, maar stellen zich tegelijkertijd open op. Vinden het best aardig wat ik doe. Tot mijn verbazing is het aantal concertgangers niet verminderd sinds ik structureel eigentijdse composities op mijn programma zet."
Talrijke collega's wagen zich niet aan moderne muziek.
"Dat respecteer ik, want wil je een goed pleidooi kunnen houden, dan moet je in muziek gelóven. Een ongelovige theoloog hoort ook niet op de preekstoel thuis.
Ik heb een talent ontvangen om orgel te spelen én heb in 1990 de baan van stadsorganist in Haarlem gekregen. Haarlem is een podium waar al decennialang nieuwe muziek wordt gepresenteerd, onder meer tijdens het Internationaal Orgelimprovisatieconcours en de zomeracademie. Ik wil dat tijdens concerten verder uitbouwen. Het zou toch een schande zijn wanneer ik me daaraan zou onttrekken? De fakkel moet doorgegeven worden."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 18 april 2005
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 18 april 2005
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's