Zendeling voor tien nationaliteiten
Gien Karssen-Leinenga (85): Ik ben voor veel dingen afhankelijk van anderen, maar ook nu dien ik Hem
Volgens de dokter was de geboorte van Gien Leinenga een wonder. Haar ouders waren er daarom vast van overtuigd dat God een bijzonder plan met haar leven had. Zelf twijfelde ze daar sterk aan, toen haar man Aart Karssen vijfenhalve maand na hun bruiloft in een concentratiekamp overleed. Nu, zestig jaar later, kijkt ze toch terug op een gezegend en rijk leven. Ze was onder meer betrokken bij de oprichting van studentenorganisatie de Navigators in Nederland en schreef dertien christelijke boeken. Hoewel de 85-jarige Hagenaar bijna niets meer ziet en steeds meer moeite met lopen krijgt, is ze ervan overtuigd dat God haar wil gebruiken. "Ik kan nog altijd dienstbaar zijn, onder meer door voor anderen te bidden."
"Dit vind ik de moeilijkste tijd van m'n leven", zegt ze terwijl ze met haar ene hand het theekopje netjes op het schoteltje probeert te zetten. "Ik ben heel zelfstandig geweest, heb veel gereisd, heb op boekenbeurzen gesigneerd, toespraken gehouden in allerlei landen. Dat kan ik allemaal niet meer. Nu ik zo in m'n stoel zit te praten, lijkt het nog heel wat. Maar m'n evenwicht is ernstig gestoord, ik heb moeite met lopen en ik zie heel slecht. Ik ben voor veel dingen afhankelijk van anderen."
Ze zegt het niet om te klagen, maar juist om te laten zien dat ook nu haar leven niet zinloos is. "Ik heb zo goed als ik kon m'n hele leven God gediend. Nu dien ik Hem ook. Deze periode vind ik het moeilijkst, maar dit is ook God dienen. Ik kies niet voor mijn gebreken. Ik kies wel voor hoe ik ermee omga. Er zijn nog steeds dingen die ik kan doen. Ik heb veel vrienden in zending en evangelisatie. Mensen die behoefte hebben aan een praatpaal, maar ook aan mensen die voor hen bidden. Er zijn verschillende zendelingen voor wie ik in het werk een gebedspartner ben. Dat is een heel wezenlijke dienst. Veel christenen hebben daar de tijd niet voor. Ik wel."
Ook ziet ze voor zichzelf nog een taak in de zending weggelegd. Ze noemt daarbij Psalm 2, waarin staat: "Eis van Mij en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einden der aarde tot Uw bezitting." "Die tekst heeft me altijd aangesproken, hoewel ik nooit zendeling ben geworden. Laatst besefte ik heel sterk dat ik ook nu ik niet meer kan reizen het Woord van God kan verkondigen. Er komen hier medewerkers van de thuiszorg uit tien verschillende nationaliteiten bij mij over de vloer. Iemand uit Zuid-Amerika, iemand uit Marokko, iemand uit Jordanië. Ik begin niet te preken als ze hier binnenkomen, maar er liggen wel kansen om over de Heere Jezus te vertellen.
Als ik opsta, is het een opgave om vanuit m'n stoel naar het toilet te komen. Ik kan overal tegenaan stoten. Ik loop vaak biddend. De mensen zien dat het moeizaam gaat. Ook gooi ik wel eens opmerkingen over het geloof tussendoor, en dan kijk ik of ze reageren. Ik zei vanmorgen tegen een van de vrouwen: "Ik vind dat jij je werk zo goed doet." Toen vertelde ik over een man die me had gevraagd voor hem te bidden dat hij zijn werk goed mocht doen. De mevrouw reageerde daarop: "Misschien wilt u ook voor mij bidden."
Ook reageren de mensen wel op de boeken die in mijn kamer staan, mijn naam staat op de rug. Ze worden nieuwsgierig. Soms zeg ik er een paar zinnen over, soms krijgen we een heel gesprek."
Heel bewust wil mevrouw Karssen zich richten op het heden en op de toekomst. Toch merkt ze dat nu ze ouder wordt ook terugblikt. "Dan ben ik dankbaar. God is goed voor me geweest. Heel goed."
Al vanaf voor haar geboorte ziet ze de hand van God in haar bestaan. "De eerste keer dat mijn moeder in verwachting was, ging het mis. De dokter vertelde mijn ouders dat ze niet meer op kinderen moesten rekenen. Toch raakte mijn moeder weer zwanger. Ze was er vast van overtuigd dat ze ook dit kind weer aan de dood zou moeten afstaan. Mijn vader zag het anders. Hij vertelde m'n moeder dat hij naar de slaapkamer was gegaan om te bidden. Hij zei: "God heeft mij beloofd dat we dit kind mogen houden." Toen ik werd geboren, zei de dokter: "Het is allemaal mooi, maar dit kindje wordt nog geen maand." Na een maand zei hij: "Het wordt nog geen jaar." God heeft het anders gedacht.
Later vertelden mijn ouders me dat ze mijn geboorte echt als een wonder van de Heere God hebben ervaren. Ze geloofden dat Hij beslag op Mijn leven zou leggen. Dat ik zou opgroeien tot een mens dat Hem liefhad en Hem zou willen dienen.
Aanvankelijk dacht ik daar niet zo veel bij na. Pas veel later ben ik me dat meer bewust geworden. Ik besef nu heel sterk: Mijn leven is een geleend bezit. Aan mijn geboorte heb ik niets toegedaan, en ik weet ook niet hoe ik zal sterven. Het is eigendom van God. Hij is mijn Schepper. En voor wie gelooft dat de Heere Jezus ook voor hem is opgestaan -en dat geloof ik- wil Hij ook een Vader zijn. Dat betekent ook dat Hij recht op mijn leven heeft. Dat gaat meer en meer tot me doordringen."
Na haar geboorte kregen haar ouders nog drie meisjes. Ze verhuisden naar Delfzijl. "Mijn vader was gereformeerd, mijn moeder hervormd, samen gingen ze later naar de vergadering der gelovigen, waartoe ik zelf nu ook nog behoor. Mijn ouders waren echte christenen. Ze maakten ons al heel vroeg duidelijk dat leven in een christelijk gezin niet voldoende was. Dat je een persoonlijke keus voor Jezus Christus moest maken. Ik weet nog dacht ik dacht: Als ik dat doe, ben ik m'n autonomie kwijt. Dan geef ik m'n leven over. Maar op den duur liet de tekst uit Openbaring "Zie Ik sta aan de deur en Ik klop" mij niet los. Ik was toen twaalf jaar."
In Delfzijl maakte het gezin Leinenga de Tweede Wereldoorlog mee. Gien verdiende haar brood als lerares stenotypen. In haar vrije tijd gaf ze leiding aan jeugdkampen van Jong Nederland voor Christus. "Die kampen hebben erg bijgedragen aan mijn geestelijke vorming. Ik was in die tijd heel schuchter. Ik geloofde diep, maar erover praten was wel iets anders. Een kampbespreking werd afgesloten met gebed. Ik dacht er tijdens die besprekingen niet aan om mijn mond open te doen. Maar de leider, meneer Kits, kende mij goed en zei aan het einde van een van de besprekingen: "Dan wil Gien Leinenga nu met ons danken." Als de grond zich had kunnen openen en ik had er voorgoed in kunnen verdwijnen, dan was het me heel lief geweest. Dat gebeurde niet. Achteraf ben ik daar dankbaar voor, want het heeft me wel over een bepaalde schroom geholpen."
Tijdens een van de kampen leerden ze haar man kennen: Aart Karssen. "Aart was eigenlijk onderwijzer, hij studeerde wis- en natuurkunde, maar hij werkte als ambtenaar bij het Centraal Bureau voor de Statistiek in Den Haag."
Omdat Gien ver weg in Delfzijl woonde, correspondeerde het stel veel. Er volgde een verloving op afstand. "Hij heeft mijn vader nog officieel om mijn hand gevraagd, dat lees je nu alleen nog maar in romans."
In juli 1944 trouwden ze. Gien verhuisde naar Den Haag. "Dat was niet gemakkelijk. Ik had op m'n schoonfamilie na helemaal geen kennissen daar. Alle levensmiddelen kreeg je op de bon, maar wilde je iets extra's dan was je afhankelijk van anderen."
Nadat ze zes weken samen hadden doorgebracht, kwamen collega's van Aart Gien vertellen dat hij op zijn werk door de Duitsers was opgepakt. De aanklacht werd pas later bekend: het laten circuleren van nieuwsberichten van Radio Oranje. "Ik ben naar de slaapkamer gegaan en heb -als een echt kind van mijn vader- m'n Bijbel opengeslagen. Ik las in Jesaja een vers: "De omzwevende gevangene zal spoedig los gelaten worden, en zijn brood zal hem niet ontbreken." Ik dacht direct: Dit is een bericht voor mij. God zorgt dat Hij terugkomt. Ik zal dat nu nooit meer doen, er zo een tekst uitpakken. Maar toen wist ik niet beter.
Die periode van onzekerheid was vreselijk. Ik heb vaak gedacht dat ik Aart zag. Dan reed ik in de tram en dacht hem in tram die de tegenovergestelde kant op reed te zien zitten. Ik ging dan snel naar huis terug. Maar er was niemand.
Ik dacht dat hij naar de Scheveningse gevangenis was gebracht. Daar ben ik naartoe gegaan, heb aangebeld. Ik had een pakje bij me met schone kleren en eten. Medewerkers lieten me binnen, maar ze keken alsof ik een bom in m'n tas had. Ik wist niet hoe gauw ik daar weg moest komen. Ik heb m'n pakje niet kunnen afgeven, wist ook niet of hij daar echt zat.
Iemand heeft later een busje voor het station zien staan waar mannen instapten. Zij werden naar kamp Vught gebracht. Waarschijnlijk was Aart daar ook bij. Later, een dag voor dolle dinsdag, is hij via nog een ander kamp naar Neuengamme in Duitsland verplaatst.
In maart 1945 kreeg ik via het Centraal Bureau voor de Statistiek een overlijdensbericht. Ik geloofde niet dat dat klopte, omdat ik ervan overtuigd was dat God me had beloofd dat mijn man terug zou komen. Mensen kwamen om me te condoleren. Ik heb die condoleances netjes in ontvangst genomen, maar bleef geloven: Hij komt terug. In augustus 1945 kwamen medewerkers van het Rode Kruis aan de deur. Ze brachten Aarts trouwring en het officiële bericht dat hij was overleden. Hij is niet gefusilleerd, maar gestorven aan een darmziekte.
Ik heb vaak gezegd: Ik benijd de mensen die aan een graf hebben gestaan. Dan kun je de periode van het huwelijk afsluiten en ook rouwen, maar ik was toch steeds weer verwachtingsvol. In het bericht stond: Neuengamme, en dat hij gecremeerd was. Ik heb later nog één persoon, een arts, gesproken die daar ook had gezeten. Die zei: Ik herinner mij hem. Hij wist niet dat hij overleden was, maar wel dat hij zo blijmoedig was geweest. Dat is het enige dat ik nog van hem gehoord heb.
Ik heb heel lang gezegd: Als ik in de hemel kom, is het eerste wat ik zal vragen hoe het kan dat ik me zo in Gods leiding heb vergist. Dat zeg ik nu niet meer. Het maakt helemaal niet meer uit. Daar zien we Jezus. Dat zal zo overweldigend zijn. Ik zal mijn vergissing daar wel begrijpen; dat doe ik nu nog niet. Maar ik zie nu: God is God. Ik ben maar een mens. Ik kan Hem niet narekenen. Ik begrijp het niet, maar een mens kan zich vergissen. Ik heb wel geleerd dat je voorzichtig moet zijn in het zeker menen te weten van Gods leiding.
Er zijn mensen die hetzelfde meegemaakt hebben, maar die niks meer van het geloof willen weten. Ik heb het zelf ook moeilijk gevonden. Het geloof dat ik een kind van God ben, baseer ik op de Bijbel. Dat Aart terug zou komen, baseerde ik daar ook op. Achteraf heb ik gezien dat dat een foute redenering was. Het geloof in mijn zaligheid is gebaseerd op eeuwige feiten en is geankerd op het werk van Jezus Christus. En het andere was gefundeerd op mijn geloof in Gods leiding door het 'prikken' van een bijbeltekst. Ik noem het nu het verschil tussen een objectieve en een subjectieve waarheid. Ik geloof nog steeds dat God me in bepaalde dingen leidt.
Er zijn mensen die ook zoiets meemaken als ik en dan zeggen: God heeft me in de steek gelaten. En dan God de schuld geven. Maar ik heb toen gedacht -dat was echt genade- aan Job: De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen."
Dat was een moeilijke les.
"Dat was een heel moeilijke, heel moeilijke les. Sommige mensen raken door dergelijke moeilijke ervaringen hun geloof kwijt. Ik had het gemakkelijk kwijt kunnen zijn, maar ik ben gewoon vastgehouden."
Hoe kon u toen weer verder?
"Ik was op zoek naar houvast. Zag de toekomst als een groot gat. In de hoek van mijn kamer stond Aarts schrijfbureau. Ik pakte z'n zakagenda en sloeg hem open. Op de bladzijde die ik open deed, stond van linksboven naar rechtsonder: "Jezus zeide: Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en ziet naar wat hetgeen achter hem is, is geschikt voor het Koninkrijk van God." Waarom hij dat opgeschreven had, weet ik niet. Maar het zette me wel aan het denken. De eerste woorden betekenen niet dat ik Aart en zijn liefde voor mij moet vergeten. Dat zou onmogelijk zijn. Maar ze waarschuwen: Laat gedachten aan het verleden je niet verlammen. Ze mogen je niet het zicht op de toekomst ontnemen.
Pas later viel me op dat er achter stond: " is niet geschikt voor het Koninkrijk van God." Dat trof me diep. Het verliezen van je levenspartner is vreselijk, maar niet geschikt zijn voor het Koninkrijk van God is een te hoge prijs. Een prijs die ik niet kon en wilde betalen. Dat heeft me heel erg bij de les gehouden.
In Psalm 139:16 staat in de vertaling die ik gebruik: "U zag mij al toen ogen mij nog niet konden zien. Elke dag van mijn leven stond toen al in Uw boek opgeschreven. Als de Schepper mij toen al heeft gezien en Zijn plannen voor mij heeft opgeschreven in Zijn boek, dan moet het ook voor mij mogelijk zijn dat leven te leven. Dan moet ik ook alles doen wat ik kan om dat geleende bezit met zo veel mogelijk rente terug te geven."
Terwijl ze praat, citeert mevrouw Karssen verschillende keren uit de Bijbel. "Dat heb ik geleerd in m'n periode bij de Navigators, de studentenvereniging waarvan ik in Nederland en Europa de eerste medewerker mocht zijn. Het doel van de Navigators is: Christus kennen en Hem bekend maken. Om Christus beter te leren kennen, moet je Zijn Woord kennen. Er lag een grote nadruk op bijbelstudie, maar ook op bijbelverzen memoriseren. Je draagt zo het Woord in je hart. Daar heb ik nu veel plezier van. Al die teksten borrelen weer op. Dat is een geweldige zegen.
Bijbelsmokkelaar Anne van der Bijl zegt dat iedere christen bijbelteksten uit zijn hoofd moet leren voor als er verdrukking komt en je geen Bijbel meer hebt. Ik voeg daaraan toe: Iedere christen moet dat doen omdat er een tijd kan komen dat hij niet meer kan lezen."
De tijd rond het schrijven van haar boeken noemt mevrouw Karssen de boeiendste in haar leven. In haar boek "Manninne" beschrijft ze 24 vrouwen uit de Bijbel. In het vervolg "Nogmaals Manninne" behandelt ze er nog eens 25. Ook schreef ze onder meer een boek over de vrouw uit Spreuken 31.
In welke vrouw uit de Bijbel herkent u zich het meest?
"Dat is een vraag die vaker wordt gesteld. Ik zeg meestal Dorcas. Omdat ze zo'n eenvoudige, onopvallende vrouw was, maar haar leven zulke verstrekkende gevolgen had. Maar ik vind het moeilijk om te kiezen, want van al die vrouwen hou je op een verschillende manier. Abigail, bijvoorbeeld, heeft me erg geraakt. Je gaat je die levens indenken. Ik zou ook wel eens met Eva willen praten. Hoe dat nu moet zijn, om geen moeder en geen zus te hebben en te moeten meemaken wat zij meemaakt. Dat je eerste kind je tweede kind vermoordt.
Het verhaal over de Samaritaanse vrouw boeit. Zij was uitgestotene. En de Heere Jezus praat met haar op gelijke voet. Dat was heel bijzonder in die tijd. Dat heeft me zelf erg veel gedaan. Het laat Christus zien in een heel ander licht. Jezus heeft de vrouw vrijgemaakt. Niet op de manier van het feminisme, maar op de manier zoals Hij het bedoeld heeft.
De feministen hebben iets op gang gebracht wat wij christenvrouwen op gang hadden moeten brengen. De maatschappij en de kerk hebben geleden onder het feit dat vrouwen achtergestelde zijn. De wereld is een mannelijke samenleving geworden. Dat is prima, want zonder mannen kunnen we het niet. Maar zonder vrouwen kunnen we het ook niet.
Het feminisme is veel te ver gegaan: Dat gaat om ikke, ikke, ikke, maar de bedoeling is: Samen God dienen. Ik ken een theoloog die zegt: "Als we besluiten moeten nemen hecht ik net zoveel waarde aan de intuïtie van mijn vrouw als aan de verstandelijke redenering waar ik op uit kom." Die twee horen samen."
KADER
Levensloop Gien Karssen-Leinenga
Gien Leinenga werd op 13 december 1919 in Vlagtwedde in de provincie Groningen geboren. Later verhuisde het gezin naar Delfzijl, waar Gien samen met haar drie jongere zussen opgroeide in de buurt van de Eems. Ze volgde na de lagere school diverse cursussen en werd tegen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog docente stenotypen op de handelsavondschool.
Tijdens een van de jeugdkampen waaraan ze leidinggaf, ontmoette ze haar latere echtgenoot Aart Karssen. Ze verloofden zich en trouwden op 4 juli 1944 in Delfzijl. Voor haar huwelijk verhuisde Gien naar Den Haag. Na zes weken werd haar man op zijn werk voor het Centraal Bureau voor de Statistiek door de Duitsers opgepakt. Ze heeft hem nooit meer teruggezien.
Na een moeilijke periode besefte ze dat ze haar leven alsnog voor God beschikbaar kon stellen. Ze ontmoette in 1948 de stichter van de internationale organisatie de Navigators. In Nederland werd Gien de eerste medewerker. In 1975 komt haar eerste boek "Manninne" uit. Het boek dat gaat over vrouwen in de Bijbel is inmiddels in 43 talen vertaald. Later schrijft ze nog verschillende boeken, waarvan velen ook zijn vertaald.
Verder is Gien Karssen bestuurslid geweest van het Nederlandse Billy Graham Comité, Wycliffe Bijbelvertalers en de Internationale Bijbelbond.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's