De rechtvaardiging in het geding
Luthers verstaan van Paulus doet veel meer dan het nieuwe perspectief recht aan de historie
Voor de reformatoren was de rechtvaardiging door het geloof alleen het centrale geloofsartikel van de kerk. De Reformatie wist zich daarin gesteund door Augustinus en -achter Augustinus- door het getuigenis van de Schrift zelf, met name dat van Paulus. Sinds de vorige eeuw is echter door een groeiend aantal nieuwtestamentici gesteld dat Augustinus en de Reformatie Paulus hebben misverstaan inzake de rechtvaardiging.
W. Kümmel schreef een monografie over Romeinen 7. Daarin ontkent hij dat de apostel werd geplaagd door de aanvechting dat hij niet aan de eis van Gods wet voldeed. Volgens Kümmel is de problematiek van de wet bij Paulus gerelateerd aan het verkrijgen van toegang van de niet-joden tot de kerk. Zij behoeven zich niet te houden aan de mozaïsche wet. Deze problematiek verdween in de kerk al heel spoedig. Dat maakt Paulus' spreken over de rechtvaardiging gedateerd. Naar Kümmels overtuiging legde Augustinus (en later ook Luther) zijn eigen vragen in de brieven van Paulus.
Een uitermate belangrijk studie over Paulus is het in 1977 uitgekomen werk van E. P. Sanders: "Paul and Palestinian Judaism". Sanders ontkent dat het jodendom van Paulus' dagen als legalistisch kan worden getypeerd. Hij spreekt van verbondsnomisme. Het verschil tussen Paulus en het rabbijnse jodendom van zijn dagen is eenvoudig dat Paulus Jezus als de Christus aanvaardde. Voor Paulus is niet het houden van de mozaïsche wet bepalend voor de identiteit van het volk van God, maar het geloof in de Heere Jezus. Het verwijt van Paulus aan het rabbijnse jodendom is volgens Sanders niet meer en niet minder dan dat het geen christendom is. We spreken wel van het nieuwe perspectief op Paulus.
Eigen versie
Sanders heeft veel navolgers gevonden; navolgers die zijn inzichten hebben uitgewerkt en van eigen accenten voorzien. Dat kunnen we denken aan een toonaangevend nieuwtestamenticus als James Dunn. Volgens Dunn verschillen Paulus en het rabbijnse jodendom over de vraag wat bepalend moet zijn voor de identiteit van het volk van God. Voor het rabbijnse jodendom is dat het onderhouden van de mozaïsche wetgeving en voor Paulus het geloof in de Heere Jezus Christus. Paulus verwijt het rabbijnse jodendom geen legalistische, maar een exclusieve en nationalistische houding. In deze context plaatst Dunn de tegenstelling tussen rechtvaardiging uit de werken en rechtvaardiging door het geloof. Het gaat bij het begrip "rechtvaardigen" volgens hem om de wijze waarop men bij het volk van God behoort.
In Nederland geeft dr. J. van Bruggen in zijn boek "Paulus. Pionier van de Messias" en in zijn commentaar op de brief aan de Galaten een eigen versie van het nieuwe perspectief op Paulus. Wat Paulus de judaïsten verwijt, is dat zij zich niet realiseren dat met de kruisdood en de opstanding van Christus de bedeling van de wet is afgelopen en die van het geloof is begonnen.
Duidelijk is dat het nieuwe perspectief op Paulus een radicale breuk is met de wijze waarop de Reformatie Paulus heeft gelezen. Paulus zou met zijn leer van de rechtvaardiging helemaal geen antwoord hebben willen geven op de vraag hoe de mens in het gericht van God kan bestaan.
Gehoorzaamheid
Nu is deze nieuwe opvatting niet onweersproken gebleven. Een gezaghebbend nieuwtestamenticus als Peter Stuhlmacher ziet in de leer van de rechtvaardiging bij Paulus zowel mystieke als forensische (op het recht betrekking hebbende) elementen. Nadrukkelijk wil hij die niet tegen elkaar uitspelen. Simon Gathercole, nieuwtestamenticus aan de universiteit van Aberdeen, schreef een aantal jaren geleden zijn studie "Where Is Boasting?". Gathercole stemt toe dat als wij een enge definitie van legalisme hanteren, het jodendom van Paulus' dagen daaraan niet voldoet.
Dat neemt echter niet weg dat binnen het jodendom van Paulus' dagen gehoorzaamheid aan de wet een doorslaggevend criterium was in het jongste gericht. Paulus stelt niet de wet als zodanig in gebreke, maar hij ontkent dat iemand in de praktijk volstrekt aan de wet gehoorzaam kan zijn. Daarom is er geen rechtvaardiging uit de wet, maar wel door het geloof in de Heere Jezus Christus.
Bij Eerdmans in Grand Rapids verscheen het afgelopen jaar een standaardwerk over de rechtvaardiging bij Paulus, met de titel: "Perspectives Old and New on Paul: The 'Lutheran' Paul and His Critics". Schrijver is Stephen Westerholm, hoogleraar bijbelse vakken aan de McMaster-universiteit in Hamilton, Ontario. Westerholm begint met het weergeven van de visies van Augustinus, Luther, Calvijn en Wesley op Paulus. Wat hen aan elkaar verbindt, is de overtuiging dat het Paulus in zijn rechtvaardigingsleer gaat om de rechte verhouding tussen God en mens, en dat hij hierbij legalisme van de hand wijst. Vervolgens komen uitvoerig twintigste-eeuwse uitleggers van Paulus aan het woord die zich niet in dit beeld van Paulus kunnen herkennen. Kort geeft Westerholm de visie weer van een aantal nieuwtestamentici die aan de essentie van Luthers verstaan van Paulus vasthouden.
Radicale leer
In het laatste deel van zijn studie laat Westerholm zien dat het zogenaamde lutherse verstaan van Paulus aansluit bij wat Paulus zelf werkelijk bedoelde. Wat Paulus onder andere van het rabbijnse jodendom onderscheidde, was zijn radicale leer van de zonde. In Adam ligt heel de wereld onder de vloek van de wet. Paulus ontkent niet theoretisch dat er geen rechtvaardigheid uit de wet is, maar betuigt dat deze weg door de zonde onbegaanbaar is.
Wanneer Paulus zegt dat er geen rechtvaardiging uit de wet is, moeten we de wet niet verstaan als een joodse misrepresentatie daarvan. De woorden "rechtvaardig" en "rechtvaardigen" hebben betrekking op gedrag dat aan de norm van de wet beantwoordt. Niemand beantwoordt aan die norm. Door de dood van Christus wordt een zondaar die in Christus gelooft echter door God rechtvaardig verklaard. Bij "wet" kan Paulus denken aan de gehele pentateuch of zelfs aan het gehele Oude Testament. Is dat het geval, dan vormen Wet en Evangelie geen tegenstelling. Veelal denkt Paulus echter bij de wet aan de bevelen en inzettingen uit de pentateuch. Hier geldt dat Christus het einde is van de wet.
In de gemeente van de Galaten was de aanleiding dat Paulus over de rechtvaardiging door de wet sprak, dat men aan het behoren tot de christelijke gemeente naast het geloof in Christus de eis van het zich houden aan de mozaïsche wetgeving wilde gaan stellen. Dat betekent echter niet dat daaruit, zoals de voorstanders van het nieuwe perspectief doen, geconcludeerd mag worden dat het in de rechtvaardiging slechts gaat om het behoren tot de gemeenten. Paulus wijst de wet als markeringsgrens af, omdat zij geen gerechtigheid kan schenken. Men kan alleen rechtvaardiging zijn voor God door het geloof in Christus. Deel aan deze gerechtigheid krijgt men als men getrokken wordt uit deze tegenwoordige boze wereld, als men met Christus sterft en opstaat.
In het rabbijnse jodendom is het uitgangspunt het blijven in het verbond waarin men reeds staat. Men kent geen gebeuren van transformatieve kracht, zoals Paulus daarover spreekt, als noodzakelijk ingangsgebeuren om tot het ware volk van God te behoren.
Onberispelijk
Zeker is dat we van de studie van Westerholm veel kunnen leren. Op een aantal punten plaats ik een kanttekening. Westerholm stelt dat wanneer Paulus over de wet spreekt we niet moeten denken aan een vertekening ervan. Dit is in vrijwel de meeste gevallen juist. Als Paulus echter aan de Filippensen schrijft dat hij vóór zijn bekering naar de rechtvaardiging die uit de wet is onberispelijk was, moeten we hier toch denken aan een uiterlijk verstaan van de wet, dat met de eigenlijke bedoeling van de wet niet overeenstemt. Die kan de mens immers niet houden. Westerholm wil ook niet zoals Calvijn een verschil maken tussen de naakte wet en de wet omkranst door de beloften. Ik denk dat hiermee samenhangt dat hij geen ruimte laat voor het feit dat Abraham reeds vóór de nieuwtestamentische bedeling kinderen had die door het geloof voor God rechtvaardig waren. De tegenstelling tussen de oude en de nieuwe bedeling wordt bij Westerholm zo absoluut, dat de eenheid van Gods werk onder beide verloren gaat.
Ten slotte merk ik op dat Westerholm heel nadrukkelijk stelt dat Romeinen 7:14-21 hoewel niet uitsluitend toch ook -mede naast alle elementen van vóórchristelijke ervaring- elementen van christelijke ervaring bevat. Maar de uitspraak "Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde" kan volgens hem onmogelijk voor een christen gelden. Hier moeten we echter recht doen aan de paradox bij Paulus: een christen is niet in het vlees maar in de Geest, en is toch vleselijk, verkocht onder de zonde.
Duidelijk is echter dat de studie van Westerholm van uitermate groot belang is. Ze laat ons zien dat het lutherse verstaan van Paulus veel meer dan het nieuwe perspectief recht doet aan de historische Paulus.
N.a.v. "Perspectives Old and New on Paul. The 'Lutheran' Paul and His Critics", door Stephen Westerholm, uitg. Eerdmans, Grand Rapids, 2004; ISBN 0 80284 809 5; 488 blz.; $ 35,-;
"Revisiting Paul's Doctrine of Justification. A Challenge to the New Perspective", door Peter Stuhlmacher, uitg. InterVarsity Press, Downers Grove, 2001; ISBN 0 8308 2661 0; 108 blz.; $15,-;
"Where Is Boasting? Early Jewish Soteriology and Paul's Response in Romans 1-5", door Simon J. Gathercole; uitg. Eerdmans, Grand Rapids, 2002; ISBN 0 8028 3991 6; 318 blz.; $ 32,-.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 januari 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 januari 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's