Een ongelovig christen
NRC-columnist J. L. Heldring: Ik deel het optimistische mensbeeld van de liberalen niet
J. L. Heldring hoopt deze maand 90 te worden, maar stapt nog elke ochtend om zes uur op de fiets. Door de jaren heen werd hij een begrip. Geen wonder. Als rechtse columnist genoot hij zelfs gezag bij links. En mensen van alle richtingen vinden het altijd nog een eer als Heldring hen citeert. "Als de moraal uit de mens zelf komt, is hij rechter in eigen zaak."
In zijn rubriek "Dezer Dagen" klaagde Heldring onlangs dat er in de media zo veel wordt gelachen. "Geef mij Donner maar met zijn zure gezicht", besloot hij.
Van welke vreemde planeet komt u?
Grinnikend: "In Nederland moet altijd maar gelachen worden. Ook in serieuze tv-programma's. Dat geeft de mensen het gevoel dat de politiek maar een spelletje is. Natuurlijk is het een spel, maar elk spel moet in ernst worden gespeeld. Anders wordt het een spelletje."
Werd er bij u thuis veel gelachen?
"Nou, het was geen vrolijk huisgezin. Toen ik zes was, werd mijn vader weduwnaar. Als voorzitter van de Kamer van Koophandel was hij een van de belangrijkste mannen van Amsterdam. Maar hij was heus geen lachebek. Ook niet gezellig. Zelf ben ik ook altijd serieus geweest."
Heldring woont allang niet meer in Amsterdam. Vanuit zijn flat in Den Haag kijkt hij uit op het centrum van de macht. Alle mooie en lelijke gebouwen van de hofstad liggen aan zijn voeten.
Zijn werkkamer bevindt zich aan de andere kant. Van achter een klein, grenen bureautje ziet Heldring langs de kantoortoren van Shell in de verte de vuurtoren van Scheveningen. En helemaal links ligt het fraaie Vredespaleis.
De achterwand staat vol met boeken. "Vooral naslagwerken." De fraaie leren band van een oude Winkler Prins is al behoorlijk versleten. "Als student in de jaren dertig gekocht op afbetaling", zegt de eigenaar. Achterhaald? "Historisch niet, hoor."
Heldring is niet alleen een grootheid als commentator; hij ook letterlijk lang. Hij neemt plaats in een leunstoel. Hij draagt een bruine ribbroek, met daarop een groene, lamswollen trui. Zijn hoornen bril is karakteristiek.
Heldring werd in 1917 geboren aan de Herengracht in Amsterdam. "Als een van de weinige journalisten heb ik het recht te zeggen dat ik uit de grachtengordel kom", zegt hij schertsend. Van het liberaal-intellectuele denken dat wortelt in de grachtengordel moet hij niet veel hebben.
"Mijn familie heeft binnen christelijke kring geen slechte naam", vertelt hij. "Mijn overgrootvader was dominee Ottho Gerhard Heldring. Hij stond in Hemmen, bij Zetten. De gestichten voor jongens en meisjes die hij oprichtte, bestaan nog.
Zijn vele zoons vlogen uit in diverse richtingen. Enkelen werden bankier. Mijn grootvader, Balthazar, werd actief in de handel. Mijn vader ging in Amsterdam in de rederij, als directeur van een stoombootmaatschappij."
Is het calvinisme ook in de familie gebleven?
"Mijn overgrootvader was zeker orthodox. Hij correspondeerde ook met Groen van Prinsterer. Mijn vader was op zijn manier ook wel gelovig en ging soms naar de kerk. Maar tegelijk zat hij eind jaren dertig in de Eerste Kamer voor de Liberale Staatspartij. Zakelijk kon hij goed met Colijn. Maar van christelijke partijen en van gereformeerden moest hij weinig hebben. Tegelijk zou hij het vreselijk hebben gevonden als mijn zuster met een rooms-katholieke man zou zijn thuisgekomen.
Hoe vrijzinnig hij was, weet ik niet. Ik zijn dagboek spreekt hij wel van de Onzienlijke. Ook las hij aan het ontbijt voor uit een kinderbijbel met mooie tekeningen van Isings.
De tante die na het verongelukken van mijn moeder in huis kwam, nam ons wel mee naar de kerk. Zo heb ik nog catechisatie gehad."
Bent u zelf nog calvinist?
"Ik noem mezelf wel eens een ongelovig christen. Het geloof is langzamerhand verdwenen. Ik ben ook nooit lidmaat van de kerk geworden. We zijn nog wel in de kerk getrouwd. Maar onze kinderen zijn niet meer gedoopt, tot ontsteltenis van mijn schoonmoeder.
Mijn cultuur is beslist de protestantse. Het katholicisme blijft een andere wereld. De protestant zegt: Het staat geschreven. De Schrift, daar moet je je als gelovige aan houden. Hoewel ik dat zelf dus niet doe."
Is dat, netjes gezegd, niet wat dubbel?
"Natuurlijk is dat dubbel. Met een Russische filosoof zeg ik: Ik geloof niet, en dat is een van mijn zwakten. Het zou prettig zijn als ik wel kon geloven. Wel heb ik altijd belangstelling voor het geloof gehouden. Een groot deel van ons volk denkt zo. Ik zal dat niet weglachen.
Onze kinderen hebben we niet opgevoed als militante atheïsten. Vooral de jongste kinderen heb ik voorgelezen uit de kinderbijbel van Van de Hulst. Bij het NRC was ik zo'n beetje de enige met een redelijke Bijbelkennis."
Zijn uw kinderen nog christelijk?
"Niet echt meer. De appel is dus ver van de boom gevallen."
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Heldring niet gemakkelijk werk. "Omdat ik aardig kon schrijven, stuurde mijn vader me na de oorlog in deze richting. Zo ging ik in augustus 1945 aan de slag als jongste redacteur op de buitenlandredactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Slechts af en toe maakte ik een reisje naar Duitsland of Frankrijk. Het bureauwerk blijft trouwens het hart van de krant.
Van 1949 tot 1953 heb ik voor Buitenlandse Zaken een uitstapje gemaakt naar het Nederlands Informatiecentrum in New York. Na terugkeer kreeg ik al snel een rubriek over buitenlandse ontwikkelingen."
Wat valt u op in de huidige journalistiek?
"De interviews. Vroeger gebeurde het zelden dat politici geïnterviewd wilden worden. Nu wil elk Kamerlid met zijn gezicht in de krant. En dan al die columnisten. Er staan zo veel meningen in de krant waarvan je denkt: Van wie komt dat nu eigenlijk?"
Hoe moet het dan?
"Meer analyse, uitleg en achtergronden. En spaarzaam zijn met meningen."
Toen u begon als journalist, was u liberaal.
"Nou ja, dat dacht ik. In 1965 heb ik na tien jaar bedankt voor de VVD. Onder Bolkestein heb ik wel weer VVD gestemd. Maar vandaag kun je er niet meer op stemmen. Ook na het vertrek van Verdonk is de crisis niet voorbij.
In 1974 werd ik door het blad Liberaal Reveil gevraagd iets te schrijven over het liberalisme. Toen ontdekte ik dat ik meer conservatief ben. Dat stuk is onder de titel "Lof van het conservatisme" verschenen. Enige tijd later kregen scholieren op hun eindexamen Nederlands een opdracht over deze tekst. Iemand van de PPR stelde Kamervragen, of de arme kinderen wel aan dit soort opvattingen mochten worden blootgesteld. Minister Van Kemenade -bepaald niet mijn favoriet- antwoordde kort en bondig dat de tekst diende om de taalvaardigheid te toetsen. Dat was een grote eer."
Wat houdt uw conservatisme in?
"Ik deel het optimistische mensbeeld van liberalen en socialisten niet. Niet dat de mens nooit naastenliefde laat zien, maar als collectief is hij makkelijk te misleiden. De gebeurtenissen in nazi-Duitsland illustreren dat. In de negentiende eeuw was er een grote technische vooruitgang met snelle veranderingen. Dat eindigde in een machinerie die grote offers eiste. Daarom verheerlijk ik de democratie niet. Ik speel wel het spel mee, want er is ook niets beters. Maar ik verfoei de directe democratie met haar referenda. De massa wil de ene dag dit en de andere dag dat."
U hebt wel eens gezegd dat u wantrouwen koestert tegen visionaire mensen. Waarom?
"Vooral in de politiek hebben deze mensen de neiging het heil op aarde te beloven. Denk aan Hitler. Je hoeft geen misdadiger te zijn om voor die verleiding te bezwijken."
U was betrokken bij de conservatieve Edmund Burke Stichting. Daar zat het vol met visionaire mensen.
"Bestaat die eigenlijk nog? Ik was trouwens niet meer dan donateur. De grote fout van Bart Jan Spruyt was om met Wilders samen te gaan werken. Mensen als Van Agt en Van Middelkoop liepen toen weg. Het was een mooi platform voor gedachtewisseling waar je niet bang hoefde te zijn voor fascist te worden uitgemaakt."
De mensen rond de Burke Stichting waren ook moreel conservatief. Hoe ligt dat bij u?
"Bij ons thuis kwam homoseksualiteit niet ter sprake. Ik heb er pas laat van gehoord. Op het studentencorps werd wel eens gefluisterd over mensen met bepaalde neigingen. Een studiegenoot bouwde een heel gezin op en bleek later andere gedachten te hebben. Nou, mijn zegen heeft-ie.
Ook werd er vroeger niet zo veel gescheiden als nu. Maar ik heb er nooit morele bezwaren tegen gehad. Ik denk dat je vooral het belang van kinderen in het oog moet houden. In moreel opzicht ben ik dus liberaal."
Ziet u een verband tussen de secularisatie en het afnemend normbesef?
"Toch wel. De secularisatie heeft een breuk in heel de beschaving gebracht. In het atheïsme van mensen als Philipse en Cliteur is sprake van een zwevend normbesef. De moraal kan niet uit de mens zelf voortkomen. Dan ben je rechter in eigen zaak."
Maar wat is dán de bron?
"Inderdaad, dat is de goede vraag. Ik weet het niet. De gelovige weet het wel. Dat is om jaloers op te zijn. Maar het geloof is iets wat je gegeven wordt. Het is geen rationele keuze."
Het doel van Heldrings rubriek in NRC Handelsblad is al die 47 jaar niet veranderd, zegt hij: "Analyseren en vragen stellen. Mensen aan het denken zetten. Ik geef natuurlijk ook wel eens mijn mening. Maar dan graag half schertsend. Zo heb ik eens gezegd dat het mijn zwakte is dat ik Wilders vanwege zijn kapsel niet serieus kan nemen."
Dat is toch ook niet liberaal dat u hem zijn kapsel niet gunt?
Lachend: "Ik gun hem dat wel, maar ik kan hem als persoon niet au sérieux nemen. Als verschijnsel natuurlijk wel, met 9 zetels in de Kamer."
In 2003 steunde u de inval in Irak. Waarom?
"Alleen omdat ik dacht dat er massavernietigingswapens waren. Daarmee zou Irak een bedreiging voor zijn omgeving zijn. Toen na drie maanden bleek dat die wapens er niet waren, voelde ik me bekocht. Het enige argument werd weggeslagen.
Ik heb nooit geloofd dat in Irak makkelijk een democratie zou ontstaan. Ik was er ook niet voor Saddam weg te jagen. Als je daaraan begint, kun je nog wel even, met zo veel dictators op de wereld."
Wat vindt u van president Bush?
"Een regelrechte ramp. Hij is beslist niet conservatief. Het neoconservatisme is juist revolutionair. Het wil de samenleving bewust veranderen."
Onlangs schreef u dat u minder over de internationale politiek zou gaan schrijven, omdat Nederland daarin toch niet meetelt. Streept u daarmee niet een groot deel van uw eigen arbeid door?
"Nee. In de Koude Oorlog kon je nog de illusie ophouden dat Nederland een beetje meetelde. Vandaag is dat anders. Ook als lid van de NAVO zijn we geen factor van betekenis. En de EU wordt nooit een politieke unie. In zo'n situatie valt er dus weinig meer te schrijven over Nederland in de internationale betrekkingen."
Maar door Uruzgan doet Nederland toch weer helemaal mee?
"Ik zou dat niet overschatten. Ik steun die missie trouwens wel, maar vooral om de smaad van Srebrenica uit te wissen. Dat is een morele molensteen om onze nek. Voor onze reputatie in de wereld is het belangrijk te laten zien dat we kunnen vechten. Het klinkt wat cru, maar hoe meer Nederlandse militairen sneuvelen, hoe meer de smaad van Srebrenica wordt uitgewist. Ik denk dat diplomaten dit ook zo zien, al geven ze dat natuurlijk nooit toe."
Geloof u niet dat de bescherming van de Rotterdamse haven begint in Uruzgan?
Fluit tussen zijn tanden. "Zo zou ik het nooit zeggen. In het algemeen ben ik huiverig voor die zogenaamde humanitaire operaties. Uit Kosovo komen we ook moeilijk weg. Je moet daar alleen aan beginnen als je een min of meer geordende samenleving kunt achterlaten."
Was de invasie van de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog ook geen humanitaire interventie?
"Je maakt mij niet wijs dat de Amerikanen, Engelsen en Fransen Duitsland waren binnengevallen als Hitler alleen maar een binnenlandse dictator was geweest. Zelfs met het ombrengen van de Joden was hij geen bedreiging voor andere landen. Omdat hij heel Europa in oorlog had gebracht, was er geen keuze. Maar achteraf heeft elke modderschuit nu eenmaal een vlag nodig."
Welke betekenis heeft het ethische aspect van de buitenlandse politiek, zoals de mensenrechten, dan nog?
"Er is nog nooit een oorlog gevoerd vanwege de mensenrechten. Het draait altijd om de nationale veiligheid. Premier Balkenende was onlangs voor een gasakkoord in Rusland. Van de Tweede Kamer moest hij Poetin zo nodig wijzen op de mensenrechten. "Laat maar kletsen", zal Poetin wel gedacht hebben."
Heeft Balkenende dan geen gelijk?
"Helemaal. Maar een marxistisch opgevoed man als Poetin ziet dit als bemoeizucht. Mensenrechten blijven een westers concept. Laat zoiets aan de lokale ontwikkelingen over. Waar bemoeien we ons mee?"
De jury van de Anne Vondelingprijs riep u deze zomer uit tot de beste politiek journalist. Maar bent u dat wel?
"Het verbaasde mij ook. In mijn dankrede heb ik gezegd dat ik zelfs nooit politiek journalist ben geweest."
Hoe is het om 90 te worden?
"Ach, net als 80. Voor mij verandert er niet veel. Zolang mijn hoofd nog helder is, wil ik blijven schrijven. Als ik niet meer zou kunnen fietsen, wordt het wel moeilijk, want dan kan ik niet meer naar de redactie. Maar momenteel fiets ik beter dan ik loop. Elke ochtend ga ik tegen zessen het huis uit. Zaterdags soms ietsje later. Op de Haagse redactie neem ik de kranten door, waaronder het RD. Rond kwart over negen ben ik weer thuis."
Hoe kijkt u aan tegen de dood?
"Ik ben er gelaten onder. Ik hoop dat het sterven snel gaat en dat ik niet aftakel. Mijn meeste vrienden zijn er al niet meer. Ik draag een penning waarop staat dat ik niet wil worden gereanimeerd. Als je 90 bent geweest, hoeft dat niet meer, denk ik.
Ik ben natuurlijk gezegend dat ik nog werk. Anders zou ik al veel eerder weg zijn geweest. In onze serviceflat ben ik de enige die nog een taak als deze heeft."
Is er leven na de dood?
"Dat weten we niet. De wetenschap heeft nog veel te ontdekken. Ik heb daar geen uitgesproken opvatting over of verwachtingen van. En ik ben er ook niet bang voor."
Levensloop
Mr. Jerome Louis Heldring werd in 1917 in Amsterdam geboren, als telg uit een welgesteld geslacht. Dankzij zijn Franse moeder kreeg hij een tweetalige opvoeding.
In de jaren dertig studeerde Heldring rechten. Sinds 1945 is hij verbonden aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC). Van 1968 tot 1972 was hij hoofdredacteur van de NRC, dat in 1970 met het Algemeen Handelsblad fuseerde tot NRC Handelsblad.
Het meeste gezag kreeg hij als schrijver van de rubriek "Dezer Dagen". Sinds 1960 schrijft hij daarin over binnen- en buitenlandse politieke onderwerpen. De combinatie van scherpzinnige analyse en beleefdheid was al die jaren zijn handelsmerk. Aanvankelijk verscheen de column driemaal per week, later twee keer en momenteel nog één keer per week.
Tot enkele jaren geleden behoorde hij tot de weinige Nederlandse columnisten die zich openlijk conservatief noemden. Afgelopen zomer kreeg hij de Anne Vondelingprijs voor politieke journalistiek, omdat hij "een intellectueel en een generalist" is die voor zijn bijdragen "put uit zijn fenomenale geheugen."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's