Marokkaanse prinsjes in de goot
Nederlanders botsten over de vraag of jonge Rifberbers slachtoffer zijn van hun cultuur
Ze zijn goed voor een fors aandeel van alle tasjesroven in de Nederlandse steden. Ook zijn ze vaak betrokken bij de zwaardere criminaliteit. Veel jonge Marokkaanse jongens ontsporen. Zijn ze het slachtoffer van hun cultuur of zijn ze zelf verantwoordelijk voor hun wandaden?
Hoeveel problemen kan één gezin aan? Marokkaanse gezinnen in onder meer Amsterdam kampen niet zelden tegelijkertijd met werkloosheid, verslaving, criminaliteit, opvoedings- en relatieproblemen, huiselijk geweld en onderdrukking van vrouwen en kinderen, schulden, isolement, taalachterstand, huisvestingsproblemen, schooluitval en lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten.
"Er is soms een hele trits hulpverleners aan zo'n probleemgezin verbonden die van elkaar nauwelijks weten wat ze doen", zegt Marieke Terhürne, beleidsambtenaar aanpak Harde Kern van de gemeente Amsterdam. Volgens haar lopen er soms vijf voogden in een dergelijk gezin, "voor elk kind één, iemand van de reclassering voor de broer, een gezinstherapeut, iemand voor de alcoholverslaving van moeder, de schuldhulpverlening van vader. Dan staat er elke dag iemand anders op de stoep."
Terhürne doet haar verhaal in "Het Marokkanendrama", een vorige maand verschenen boek van voormalig HP/De Tijdjournaliste Fleur Jurgens. Daarin spitst ze zich toe op de jongens tussen de ongeveer 15 en 20 jaar, die in veel steden berucht zijn.
Postfortuynistisch
Dat er in Nederland -en eveneens in omliggende landen- forse problemen zijn met deze jonge Marokkanen, is al jaren een feit. Dat de problemen ook als zodanig benoemd worden, is betrekkelijk nieuw. De tijd dat Marokkaanse crimineeltjes omschreven moesten worden als "verdachten met een Noord-Afrikaans uiterlijk" of "met mediterrane trekken" is nog maar kortgeleden. In een paar jaar tijd is de gebruikelijke terminologie ingrijpend gewijzigd. Toch kan die nieuwe openheid in het postfortuynistische tijdperk ook een fors nadeel hebben: een hele groep kan gemakkelijk worden gestigmatiseerd.
"Maar een probleem benoemen wil niet zeggen dat je stigmatiseert", zegt programmadirecteur Frits Vlek van Politie & Wetenschap, onderdeel van de Politieacademie. Vlek sprak vorige week op een debat in Amsterdam over de problemen die de politie met jonge Marokkanen heeft. "Met een grote groep jongeren dreigt het helemaal fout te gaan. Dat is geen veroordeling, het is een diagnose. Die is misschien hard en pijnlijk, maar wel eerlijk."
Fleur Jurgens schreef "Het Marokkanendrama" in opdracht van Politie & Wetenschap. Ook de inhoud van haar boek is hard en pijnlijk. Marokkaanse prinsjes, noemt Fleur Jurgens haar onderzoeksobject. Geen prinsesjes, want Marokkaanse meiden zorgen voor lang niet zo veel problemen. Het zijn de jongens die voor overlast zorgen. Niet zozeer omdat jongens op straat vrijwel altijd voor meer problemen zorgen dan meisjes, maar omdat ze geen enkele begrenzing hebben, stelt Jurgens in haar boek. "Thuis dragen Marokkaanse zonen bijzonder weinig verantwoordelijkheid. Binnen wordt alles geregeld door moeder. Zij stelt geen duidelijke grenzen en verwent haar zonen." Volgens een Amsterdamse kinder- en jeugdpsychiater die Jurgens citeert, heeft dat gebrek aan grenzen binnenshuis zich verplaatst naar buiten.
Turken
Overigens doet zich regelmatig het misverstand voor dat de problemen van Marokkaanse jongeren met de islam worden geassocieerd. Die verbinding is onterecht, zeggen deskundigen. Weliswaar noemen de probleem-Marokkanen zich vrijwel zonder uitzondering moslim, in de praktijk houden ze zich juist verre van de strenge leefregels die de islam iedere navolger oplegt.
Bovendien komen de problemen veel minder terug bij de andere grote islamitische groepering in Nederland - de Turken. De oorzaak daarvan is dan ook eerder cultureel dan godsdienstig: zij zijn vanouds beter georganiseerd, vinden mede daardoor makkelijker hun weg in Nederland en zien zich minder als slachtoffer.
Lieverdjes
Jurgens is niet de eerste die het Marokkanenprobleem in Nederland duidelijk analyseert. Al veel eerder verdiende de criminoloog en antropoloog Hans Werdmölder zijn sporen inzake het Marrokanendrama. Hij deed meer dan twintig jaar onderzoek onder Marokkaanse jongeren in Nederland. In zijn laatste boek "Marokkaanse lieverdjes" uit 2005 legt Werdmölder haarfijn uit waar de problemen vandaan komen: de Marokkaanse cultuur wordt gedomineerd door begrippen als eer, schaamte en respect. Je leeft voor je eer en dient je mannetje te staan. Jongens worden slechts onder de duim gehouden door de ogen van anderen die tot de groep behoren; met name door hun vader, die in veel gevallen een bijzonder dominante rol speelt. In het vrije Nederland beginnen vervolgens de problemen: de zelfcontrole bij de jonge Marokkanen is onvoldoende ontwikkeld, waardoor assertief gedrag kan omslaan in agressie en verzet. "Het ontoelaatbare gedrag van Marokkaanse jongeren komt dus ook voort uit het feit dat wij hun in Nederland te veel sociale ruimte geven", denkt Werdmölder.
Toerekeningsvatbaar
Toch zit er een groot verschil in beide benaderingen van het probleem. Waar Werdmölder de Berbercultuur en de situatie in Nederland als verzachtende omstandigheden aanvoert, oordeelt Jurgens keihard over die vermeende verzachtende omstandigheden. "Niemand wordt door zijn culturele, sociologische of economische omstandigheden in de armen van de misdaad gedreven", foetert Jurgens in haar boek. "Niemand valt samen met zijn cultureel-historische achtergrond, hoe dramatisch die ook lijkt."
Volgens haar ontbreekt er één puzzelstukje in de vele analyses van het Marokkanenprobleem, dat van de toerekeningsvatbaarheid. "Juist daarin, in dat politiek correcte hiaat, schuilt voor elk individu een uitweg uit dit drama. Simpel: door op het juiste moment de juiste keuze te maken."
Beide benaderingen -in een notendop: problemen door hoofdzakelijk eigen schuld of mede als gevolg van cultuur- vormen een blauwdruk van de discussie die al jaren in Nederland woedt. Dát de Marokkanenproblematiek de kop ingedrukt moet worden, daarover verschilt niemand van mening. Maar over de vraag hóé dat moet gebeuren, des te meer.
Als Jurgens gelijk heeft met de Marokkanen zélf de schuld te geven -en niemand anders, ook niet een beetje-, moet het beleid in Nederland ten aanzien van de probleemgroep van de afgelopen jaren fors worden bijgesteld. In het beleid speelde een soortgelijk onderzoek als dat van Werdmölder -namelijk van antropoloog en criminoloog Frank van Gemert- een belangrijke adviserende rol. Ook in Van Gemerts aanbevelingen is er ruim aandacht voor de treurige herkomst van de jonge Marokkanen. Die aandacht werkte door in beleidsstukken en uiteindelijk in de opstelling van hulpverleners.
Naïef
Feit is echter dat de problemen die Marokkaanse jongens op straat veroorzaken zich niet laten isoleren, zoals Jurgens in haar boek doet. Het gaat immers vrijwel altijd om zogeheten gestapelde problematiek. Daarvan is jeugdcriminaliteit door Marokkaantjes weliswaar het meest in het oog springend, maar bij lange na niet het enige probleem. Mede om die reden zijn veel mensen het niet eens met de harde conclusies van Jurgens.
"Denigrerend", noemt medisch directeur J. de Jong van de GGD in Amsterdam het boek van Jurgens. "De achtergrond van Marokkanen doet er kennelijk niet toe. Bovendien gelden de analyses van Jurgens voor veel mediterrane agrarische culturen. Toch zegt zij dat het gezeur over cultuur afgelopen m oet zijn. Zo werkt het echter niet. Alsof Marokkanen zich na één generatie een totaal nieuwe cultuur eigen kunnen maken. Dat is buitengewoon naïef. Nederlanders in Canada en Australië kunnen dat evenmin."
Intussen lijkt het dat de jonge probleem-Marokkanen zélf vaak zitten te snakken naar een keiharde aanpak, zoals diverse mensen in het veld keer op keer bevestigen. Volgens hen vragen de jongens om meer begeleiding en een streng politieoptreden, zelfs al zeggen ze het tegenovergestelde. Of een duidelijk aanspreken op hun verantwoordelijkheid, zoals Jurgens voorstelt, in zo'n harde aanpak helpt, is nog maar de vraag. In veel gevallen helpt praten sowieso niet, stellen hulpverleners. "Het optreden van de politie moet veel harder", zei de Marokkaanse jongere Saïd uit Den Haag, die zelf "wel eens een handtasje" roofde, eerder tegen deze krant. Zijn mening wordt breder gedeeld. Farid, na een criminele carrière nu op het strengislamitische pad: "Een tijdje Marokko zou de meeste criminelen erg goed doen." Volgens Farid komen jongens die in Marokko de fout in gaan, veel eerder in de cel terecht, met een regime dat in weinig opzichten aan een Nederlandse gevangenis doet denken.
Menig Marokkaans vader besloot intussen, ten einde raad, zijn wederspannig kroost daadwerkelijk terug te sturen naar Marokko. Niet zelden kwam de jongeman in kwestie daar genezen vandaan, is de ervaring van antropoloog Werdmölder. Of die genezing een gevolg was van uitgebreide praatsessies in het Marokkaanse Rifgebergte, is ten zeerste de vraag. Effectief was de behandeling in elk geval wel.
Marokkanendrama
- In Nederland wonen zo'n 315.000 Marokkanen. Dat is ruim veertien keer zo veel als in 1973, toen de werving van gastarbeiders werd gestopt. Belangrijkste oorzaken van die toename: gezinshereniging, huwelijksmigratie en relatief hoge geboortecijfers.
- Bijna een derde van alle jongens in justitiële inrichtingen is van Marokkaanse afkomst.
- Een op de tien Marokkaanse jongens staat bij de politie geregistreerd als verdachte.
- In Amsterdam verlaat bijna 70 procent van de Marokkaanse jongens het onderwijs zonder bruikbaar diploma.
- Van de Marokkaanse jongeren in Amsterdam is 40 procent werkloos - meer dan het dubbele van het werkloosheidspercentage onder autochtone jongeren.
- Bijna de helft van de Marokkaanse kinderen in Amsterdam groeit op in armoede.
Rifpiraatjes voelden zich altijd al slachtoffer
Marokkaanse jongens zijn slachtoffers. Dat vinden ze althans zelf. Ze zijn de dupe van racisme, van stigmatisering, van mensen die hen niet willen begrijpen - ze zijn kortom slachtoffer van hoe Nederland met hen omgaat. En ook in het land van herkomst zaten hun ouders al in die rol.
Verreweg het grootste gedeelte van de in Nederland levende Marokkanen -zeker 80 procent- is afkomstig uit het Rifgebergte, de bergketen langs de Middellandse Zeekust. Het Riffijnse wantrouwen ten opzichte van overheden is diepgeworteld en slachtoffergevoelens zijn wijdverbreid, stelt cultureel antropoloog Henk Driessen in het onlangs verschenen boek "Uit en thuis in Marokko".
Die gevoelens zijn te plaatsen in het licht van de Riffijnse geschiedenis: die is er een van overheersing en beknotting. Al meteen in de begintijd van de islam, rond de achtste eeuw, werd het gebied geïslamiseerd. De Riffijnen -die deel uitmaken van de bredere groep Berbers in Noord-Afrika- hadden weinig keus en namen de islam over van hun overheersers.
Dubieus métier
Veel later kreeg Spanje koloniale aspiraties ten aanzien van het gebied. De Riffijnen verzetten zich tegen het einde van de negentiende eeuw hevig toen Spanje delen van Marokko in handen probeerde te krijgen. De Rifbewoners vervolmaakten in die tijd het dubieuze métier dat ze al eeuwen uitoefenden: ze werden heer en meester in het overvallen van kleine schepen -vooral Spaanse- op de Middellandse Zee, waardoor ze de naam Rifpiraten kregen. Die titel werd legendarisch; hij staat tot op de dag van vandaag in de Dikke van Dale.
Protectoraat
De Rifberbers, veelal boeren, boekten in de eerste helft van de twintigste eeuw opmerkelijke successen in hun strijd tegen de Spanjaarden, die Marokko inmiddels als protectoraat hadden ingelijfd. Met name in 1912 werd de bezetter een geweldige klap toegebracht: 18.000 Spaanse soldaten sneuvelden bij grote gevechten in het Rifgebied. Nadat Spanje in 1956 uit het land was vertrokken, bleef de beloning voor de Riffijnen uit. Arabieren maakten de dienst uit.
Voor de Riffijnen was de maat intussen vol. Opstand volgde. De Marokkaanse kroonprins Hassan tolereerde dat echter niet. Hij liet verschillende dorpen in de Rif bombarderen. Veel bergbewoners kwamen om het leven.
Intussen braken de jaren zestig aan. Europa zette zijn grenzen open voor gastarbeiders en vele duizenden Riffijnen, moegestreden in hun geboortestreek, namen de wijk naar onder meer Nederland - hun geschiedenis van onderdrukking met zich meenemend.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 2007
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 2007
Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's